Schatkamer der Nederlandsse oudheden. Of woordenboek, behelsende Nederlands steden en dorpen, kasteelen, sloten en heeren huysen, oude volkeren, rievieren, vermaarde luyden in staat en oorlogh, oudheden, gewoontens en lands wysen
(1711)–Ludolph Smids– Auteursrechtvrij
[pagina 237]
| |
wisselen; hoe men, dagelyks in deselve groote wanorders bevindende, eindlyk aan het geldmunten is geraakt; en hoe men de gemunte stukken noemde pecunia, à pecore, dat is; van het vee, allereerst daar op afgebeeld. Deese stoffe vind gy verhandeld by die Latinisten, welke over de Geldmunten, en, soo Roomsse als Grieksse, Gedenkpenningen hebben geredenkaveld: doch siet ook Jak. van Oudenhovens Dordr. 7 H. 247 bl. en Alkemade, in het Voorbericht van syn Graafllyke Geldmunten. Maar ik keere my alleenlyk tot de Munt van het graafschap Holland; hebbende daar af, A. 1064, Dordrecht het recht ontfangen van keiser Henrik de IV. Handvest Chron. 2 D. 7 H. 118 bl. by gemelden Oudenhov. 224 bl. welk recht is bekrachtigd door verscheidene handvesten van hert. Jan van Beyeren, Albert en Willem van Beyeren, Filip den I, Maximiliaan en Filip den II, Vrouw Maria en keiser Karel den V. Balen, Dordr. 679 bl. Dit van haar oudheid; nu van de Geldmunten in het bysonder. A. 1597, is, door eenen Dordtenaar, Erasmus van Houweningen, uitgegeven een Beeldenaar van goude en silvere stukken, te Dordrecht geslagen; beginnende met gr. Diderik de VII, of A. 1113, en mer Filippus, hert. van Burgondie, of A. 1467, besluitende. Noch eens, Oudenhov. 247 bl. en Balen. 679 bl. Waar nevens gevoegd moeten worden de Goude en Silvere Gangbaare Penningen der Graven en Gravinnen van Holland, vertoond en behandeld, A. 1700, door Kornelis van Alkemade, boven, met lof meermaalen aangetogen; als 7 bl. &c. Maar, siet hier eenige benaamingen van onse onde Munten aangehaald. I. Andries-gulden; vertoonende S. Andries met syn kruis; van welke boven, 189 bl. dede stuiver. Goudhoeve, 560 bl. doch, A. 1496, op 28 stuiver geset. Scotan. Fries. Gesch. 452 bl. ja, naderhand tot 58 stuiver gereesen. Van Meteren, Hist. 7 bl. II. Burgoensse Schilden of Filips-klinkers, golden 2 gl. 3 st. Goudhoeve, 471 bl. hoewel sy allereerst deden, 15 stuiver. Heemskerk, van het verhoogen en verlaagen spreekende, Arkad. 224 bl. III. Botdrager; verbeeldende een gehelmde leggende leeuw; synde van gr. Willem de V. Alkemade, 82 bl. Van deese is, voor eenigen tyd, een menigte opgedolven | |
[pagina 238]
| |
in het vertimmeren van een Landhuys, in de provincie van Groningen; hebbende naderhand de eigenaar eenige Muntkabinetten van Holland, door myn handen, daar mede versien. IV. Davids gulden; A. 1497, van 25 stuiver; doch, A. 1489, 57 stuiver hebbende gedaan. Scotan. Friesse G. 452 bl. ook, 449 en 450 bl. spreekende van het steigeren in verscheidene Munten, veel onheil in Nederland verwekkende. Sie boven, 159 bl. V. Delffs oortjes; (onder de myne mede geplaatst) ontrent A. 1545, geslagen; te weeten, voor de Geest-armen, raakende het collegie van den Heiligen Geest, binnen deese stad. Bleiswyk, Delff, 46 en 503 bl. by Pars, Katw. 186 bl. deselve ook afbeeldende. VI. Drielanders. Alkemade, 100 bl. aldaar ook der Grieken Munt-benaamingen aanhaalende. VII. Engel, met 2 schilden, tussen deselve staande; van gr. Filips den I. Alkemade, 130 bl. VIII. Filipsklinker; nu verhoogd en dan verlaagd; nu 15 stuiver en dan weder wel 2 gl. 10 st. Sie boven, de Burgoensse Schilden. IX. Oude Groot; de eenigste munt van gr. Floris de V; hebbende een kruis. Alkemade, 54 bl. X. Oude Groot; van gr. Jan de I; de laatste uit het oude Huys van Holland; volgens het bovengeschrevene, 112 en 155 bl. in beeltenis met die van Floris de V, overeenkomende. Alkemade, 62 bl. XI. Oude Groot van gr. Willem de III; waarop allereerst alle titelen volkomen syn uitgedrukt. Alkemade, 69 bl. XII. S. Katrine Doit; (ook in myn kasje te vinden) voerende het rad vol vilmessen, het wapen van S. Katrynen Gasthuis, binnen Leiden. Van Leeuwen, Leid. 475 bl. by Pars, Katw. 360 bl. en niet het rad van Avontuiren; een belachelyke misduidinge in de Medal. Histor. 24 bl. * * Van S. Katryn, maget en martelaresse, is boven gesprooken, 18 bl. Doch dat het geheele Leven van deese Egiptisse heilige een kinderspreukjen is, vertoond ons Daniel Papenbroek, beschuidigende Baronius, by Matheus, Fundation. & Fat. Ecclesiar. 10 Fundat. 189 pag. voeg by deesen, Hadrian. Valesius, in Posthumis. XIII. Kromstaart, naar de kromme Leeuwe-staarten soo geheeten. Alkemade, 121 bl. | |
[pagina 239]
| |
XIV. Goude Lam; verbeeldende het Vredelam, met syn kruisbanier. Alkemade, 86 bl. en ook daarenboven in syn Voorbericht, tegens Goudhoeve, betuygende, dat deese Lammen van kon. Willem met syn gemunt. Sie Goudhoeve, 313 bl. XV. Heele en halve Hollandsse Leeuw. Alkemade, 100 bl. in gr. Willem de VI. XVI. Vlaamsse Leeuw; onder een kerkdakje; van gr. Filips den I. Alkemade, 130 en 134 bl. XVII. Ponden Tornois; namaals ponden Vlaams geheeten; waar mede de Graaflyke schattingen wierden gereekend. Alkemade, 59 bl. Is geene Munt, maar een somme gemunt geld; even als de Braspenning, van welke boven, 59 en 97 bl. XVIII. Ryder, of een ridder, op een gedekt tornooipaard. Alkemade, 134 bl. in Jan den II. Sie boven, in Dekkleden, 52 bl. XIX. Dubbelde Sassener; A. 1498, te Gent gemunt. Alkemade, 164 bl. XX. Schuitjes; van 24 stuivers. Van Meteren, Hist. 8 bl. XXI. Thuin, en daar in een Engel of een Leeuw. Alkemade, 101 bl. in gr. Willem de VI; betuiner van Hagestein. Boven, 122 bl. XXII. Vlies; naar het Vlies, of van Jason of anders Gideon. Alkemade, 161 bl. in Filips de I, &c. XIII. Heele en halve Voetdragers; vertoonde een arend, met een wapenschild aan ieder voet. Alkemade, 94 bl. XIV. Eindlyk de Vuir-ysers, een vuirslagh vertoonende; de enkele 2 blanken doende. Alkemade, 134 bl. Hier mede sluit ik deese Verhandelinge van de Geldmunten; alleenlyk daar noch byvoegende, dat, voor A. 1580, geen Munt in Zeeland is geweest. Alkemade, 154 bl. en in syn Voorbericht. en daar nevens, dat, onder het Grave-geld, de Munt van Diderik de VII, als de eerste en oudste, word aangemerkt. Deselve Alkemade, 34 bl. ondertussen overslaande de Munten van bysondere steden, als; van Medenblik. Deselve, 46 bl. en in syn meergenoemd Voorbericht. of van Sevenbergen. Oudenhove, Dordr. 247 bl. |
|