Van Royen, nevens een afbeeldinge, van de ruiin, 57 bl. &c.
Doch, hoe seer geschonden door het water en den tyd, de jurisdictie van deese vierkante romp is sich noch uitstrekkende tot binnen Dordrecht. Gemelde Balen, 35 bl. en Boxhorn. 94 bl.
Nu van de Naamreden; want die moet 'er weesen, of het spel is onvolmaakt. Trekse dan af, of van de Merwe; een gemeene griff van Maas en Waal, by het slot Loevestein. Alting. Notit. op gemelde 126 bl.
Of van kon. Merovëus; maar, by Jac. van Oudenhove (Oud-Holland, 153 bl.) is een Latynsse Brief van Ger. Vossius, aan Hadrian. Blyenburg; trekkende de Naam niet van Merovëus, maar van mer-wede, dat is, paarde-wey. De gedachte kan my behaagen, want de Naamredenen altyd van oude vorsten of oude volkeren te willen aftrekken, is eer belachelyk als smakelyk en lofverdienend. Sie deselve Brief by Van Leeuwen, Batav. 37 bl. en Balen, 35 bl.
Eindlyk wil ik wel, nevens Jakob. Eindius (sie syn Chron. Zeland. 1 lib. 17 cap. 104 pag.) in het algemeen de Franken aanneemen voor de bouwers van dit kasteel, soo wel als van Kats, Batenburg, &c.
Van de Franken spraken wy, 92 bl. en verder, sie van het Huys te Merve, Junius, Batav. 8 cap. 112 pag. en weder, 19 cap. 546 pag. Goudhoeve, 78 bl. Meurs, XVII. Provinc. 2 D. 451 bl. en de oudere Schryvers, Heda, 116 & 130 pag. Dithmarus, (A. 1018, overleden) in Chron. &c.