[Lek]
LEK; in seeker oud Geschrift geheeten Lagbeki, wel eer alleenlyk een geringe beek, en naderhand seer wyd en uitgestrekt; doende de middel Rhyn vermageren en uitteeren. Matheus (wiens verdiensten ontrent onse Landsaaken my gebieden hem meermaalen te noemen) de Nobilitate, 2 lib. 186 pag. uit Buchelius, over Heda, en wederom, 204 pag. uit Hortensius.
Dus is die smalle verleidinge allenskens een groote rievier geworden. Junius, Batav. 107 pag. en een wyde gracht; te weeten, brengende de Rhyn in de Maas, ontrent het dorp Krimpen. Van Leeuwen, uit Kluverius Batav. 164. en 586 bl. Siet Visschers groote Kaart van Holland.
Was het brave werkstuk van den kloeken Klaudius Civilis (onder de keiseren, Nero, Galba, Otho, Vitellius en Domitianus levende. Sie boven, 50 bl.) welke, by Wyk te Duirstede, den dyk liet doorgraven. Dio, Hist. 60 lib. Tacitus, Hist. 5 B. 14 H.
Doch, hier hebtge weêr het schermen der Geletterde. Slichtenhorst, 4 B. 40 bl. Van der Houve, Handvestchron. 3 D. 44 bl. Kluverius, Rhynmond. 1 D. 230 bl. Rykquius in Tacitum, 134 en 466 bl. gelovende, met Ortelius en Pontanus, deese Lek de vermaarde Corbulonis Fossa te syn, van welken wy, 180 bl.