steel. Hoe? sou sulk een ronden romp het beuken der blyden en andere stormtuygen konnen uitstaan? Oudaan, Inleid. tot de Roomsse Moog. 25 bl. Scriverius, in de Toetssteen over den Gouwenaar, 210 bl. Wie sou daar op bequaamelyk konnen woonen, gelyk van de Heeren Wassenaaren dit word verseekerd. Deselve, 211 bl.
Voorts word deese toorn, 150 schreden in haar omtrek, aan de Z.O. syde, met 68 trappen beklommen; synde haar muirwerk, te weeten, op den heuvel, hoogh 21 voeten. Van Leeuwen, Leid. 44 bl.
In het binnenperk, sietmen een diepe put; waar door, volgens de praatjes van 't gemeen, men naar Katwyk kon gaan om visch te haalen. Scriverius, Batav. 26 bl.
Van binnen aan de muir, hebt gy een gangpat; op 21 bogen hangende; van welke men niet alleenlyk de stad, maar ook veel dorpen en lustplaatsen bescheidentlyk magh beschouwen, Orlers, Leid. 1 D. 84 bl. Parival, Verm. van Holl. 48 bl.
Ondertussen geloven de rechtsinnigste Hooge Schoolgeleerde, dat het oude slot geensins, A. 400, door de Friesse of liever Engel-Saxischen, Hengistus of jonker Hengst; maar, ten minsten 20 jaaren voor 's Heeren geboorte, van de Romeinen is aangeleght. Orlers, 82 bl. Scriverius, 26 bl. Van Leeuwen, Voorred. 8 bl. Beschr. 42 bl. Bewys, 330 bl. Guicciardin. 107 pag. Junius, 451 pag. &c.
Deese Burg of Toren heeft, A. 1651, den 17 April, de prinsse de Ligny, Heere van Wassenaar afgestaan, en, met den Burggraaflyken titel, nevens alle gerechtigheden, aan den Stad en Raade van Leiden verkocht. Siet het Gedenkschrift, aan de poort van den opgang staande, by de genoemde Van Leeuwen, 48 bl.
Maar, terwyl ik oordeel dat deese ronde Burg een nieuw gebouw, van saamengeraapte steenen is, soo twyfel ik ook met eenen, of se boven op den gemaakten heuvel is neêrgeset; dan of deselve tot op de vlakte van de stad is doorgaande, het aardryk daar tegen aan synde geworpen; gelyk Van Leeuwen en Oudaan geloven, deese in meermaalen aangetogene Inleid. 26 bl. en die, Leid. 44 bl.
Want het is wel seeker, dat deese sterkte een andere gedaante en een ruymer omtrek had, toense wierd bewoond en 'er Ada van de Kennemers sich op sag belegerd. Siet boven, in Ada, 7 bl.