Voorts syn deese kasteelen (het voornaamste voorwerp van dit myn schryven) of Romeins of Graafelyk. De Romeinsse staan wel meest op de randen der rivieren en de soomen der grensscheidingen van des vyands bodem, om syn geweld en wapenen af te weeren. Florus, 4 B. 12, H. boven aangehaald, 46 bl.
Dus worden ook de soldaaten, of de besettelingen, in deese castra of legerplaatsen, en ontrent deese armamentaria, of magasynen neergeset, geheeten castrani of castellani; kasteeleinen. Lege II, Cod. de Fundis & Limitrophis. of, van de ripa, dat is, den oever der rievieren; riparii, of riparienses, waterkanters. Alciatus, C. de Re Militari; by Basil. Faber, in Thesauro Lat. Linguae. en eindlyk van deese burgi, burgers, of burgwooners; welke eens, het Roomsse juk afschuddende en van onsen landstreek, hooger op, naar de Gallien, trekkende, de naamen van Burgonders of Burgondions hebben aangenoomen. Paul. Diaconus, 12 lib. 8 cap. Orosius, 7 lib. 32 cap. Stewechius, in Veget. 4 lib. 10 cap. Oudaan, R. Moogenh. Inleid. 22 bl. behalven Boxhorn, Pikardt, Van Royen, &c.
Onder de Graaflyke regeeringe, syn, om deselve redenen, de kasteelen tegens den vyand aangeplaatst. Scriverius. by Goudhoeve, in gr. Floris de Vde; 327 bl. meldende van Nieuburg, Middelburg, &c. en Beka, in bisc. Gov. van Rhenen, 55 pag. schryvende van Horst, Vullenhoo, Montfort en Woerden.
Eindlyk, gelyk de Roomsse wel meest door het overstroomen der Noordsse volkeren, volgens bovengesteld puntdichtje, syn omvergehaald, soo syn de Graaflyke, door de inlandsse tweespalten, soo der Hoeksse en Kabeljausse, als door de Kaas en broodslieden (boven, 160 bl.) te gronde gegaan.
Maar, by deese gelegenheid, lust het my, in het bysonder eens de rompen van deese myn kasteelen, tot uw genoegen, aan te schouwen. Heb dan myn oogmerk, op
I. Seer enge en smalle steene trapjes, tot alle verdiepingen, naar boven. Sietse, boven uw hoofd, in de ruiin van het Huys te Kleef, buiten Haarlem; en weder in het torentje van het Huys te Brederode, aan den middelsten brok.
II. Seer ongelyke vensters of luchtgaten, in de kamers en vertrekken; alleenlyk dienende om eenigh licht te scheppen en niet om van buiten tot een gelykformigh versiersel te verstrekken. Sie deese, onvoeglyk en sonder order, in de Sloten van Abkoude en Purmerend.
III. Lange, enge en vierkante pypen; van welke ik twy-