Neem eens een proef daar van,
Heldinnen stonden eer als onbeweegbre posten.
De Faam van vrouwen roemt, die stad en volk verlosten.
Uw moeder Baarte toont, hoe veel een vrouw vermagh,
Wanneer sy Ysselstein verdadigd, jaar en dagh.
Sie mede Beka, in Wilh. van Mechl. 102 pag.
A. 1374, is het geplonderd, door Heer Willem Rees, voor den biskop, Arend van Hoorn. Scotanus, Friesse G. 197 bl.
A. 1405, is het gekomen, onder den graaf van Holland. Weder Scotanus, 263 bl.
A. 1417, is het belegerd en ook op voorwaarde overgegeven, aan gr. Willem, om Jan van Egmonds wille, herwaards synde gevlucht. Beka, in Rud. Dieph. 155 pag. Heda, in Frid. van Blankenb. 265 pag. Origines Culenburg. by Matheus, Analector. VI Tom. 277 pag. na wiens dood het door die van Uitrech. is neêrgeworpen; steekende ondertussen de brand in de stad. Boxhorn. Stedeb. 309 bl.
A. 1466, is de stad door de Geldersse verbrand; en sy heeft soo in haar puin gelegen tot aan Frederik van Ysselstein, die van Karel de Stoute verlof kreegh om de stad te herstellen en weder te bemuiren. Heda, in Gisb. & David. 294 pag. Sie verders Goudhoeve, 91 en 384 bl. behalven Guicciardin, en Meurs, de woorden van Boxhornius eenvoudelyk naaschryvende.