[Irmensel]
IRMENSEL, van welken afgod gewagh is gemaakt, 106 bl. Van deesen schryven Scedius, de Germ. Diis, 3 Part. 476 pag. Slichtenhorst, Gelderste G. 4 B. 34 bl. Tesschemaker, in Annal. Cliv. Buchelius, in Bekam, 13 pag. en wel bysonderlyk Henr. Meibomius, aanhaalende Dithmarus, Crantzius, Urspergensis, Schafnaburgensis, Herm. Contractus, Fabricius, (in Origin. Saxonicis) de Francorum Annales en meer andere, vroegere en laatere Schryveren; nevens een maakselloose en feldsaame Afbeeldinge.
Maar, nu willen eenige dit Harmanssuil het beeld te syn geweest van der Duitsschen voorstander, Harminius. Scedius, op de gemelde plaats. Saubertus, de Sacrificiis, 53 pag. Junius, Batav. 386 bl. Ernstius, Observation., 2 lib. 17 cap. Neocor. in Mart. & April. A. 1698, 165 pag. spreekende de laatste niet als onbeschaamde onwaarheden (volgens myn gevoelen van, de opgedolven brokkelingen van deesen Irmensul.
Eenige weder, het selve noemende Ermensuil, geloven dat het een afbeeldinge van Ermes of Mercurius is geweest; A. 729 of liever, A. 734, door Karel Martell, afgekeurd en om verr geworpen. Van Royen, Neerl. Oudheden, 141 bl. behalven de meeste der bovengenoemde.