land, noch maar een jongen, hoewel getroud of ten minsten verloofd. Barlandus, Comit. Holl. in Joh. Meyerus, ad annum 1296.
A. 1697, versloegh hy de Friesen, by Alkmaar, op de Wyde geeft, ontrent Vronen; een plaats met bossen, moerassen en een Rhynsprankel omringd. Melis Stoke, in Jan. Vronens Op en Onderg. 2 B. 69 bl.
A. 1298, won hy 't slot van Ysselstein, heer Gysbrecht van Ysselstein, den biskop toegedaan, neemende gevangen. Gouwenaar, 266 bl. Beneden, in Ysselstein.
Naderhand heeft hy moeite gehad met Heer Jan van Renesse; en daar na met die van Dordrecht; doch daar naa heeft de roô loop, te Haarlem, hem weghgerukt, den 29 Octob. of den 9 Nov. 1299, of volgens andere, 1300; geen kinderen naalaatende. Beka, in Willem van Mech. 102. pag. &c. Maar, siet Alkemade over Stoke, 176 bl. alwaar hy noemd de Schryvers, gelovende hem te syn vergeven. En met hem eindigde het oude stamhuys der Hollandsse Graven, volgens Hoogstraten, boven, 112 bl. aangehaald.
Ondertussen hoor van het vergif Oudaan ook gewagen:
Wat baat het my ten echt eens konings kind te ontsangen,
Een koninglyke bruid te kussen mond en wangen,
Wyl, sonder erfgenaam, myn struyk, helaas verdord,
En de oude Gravestam, met my, ten grave stort?
O Wolfaart van der Veer, diens heerssucht Jan den eersten
In syne heerschappy niet min als overheerste,
Word ook uw trouw verdacht, in 't schenken van vergift?
Of knaagt, als groenend ooft, de Dood my 't middelrift?