[Heekers]
HEEKERS; deese en de Bronkhorsten was een partyschap in Gelderland, ontrent A. 1350; een vyf-en-twintighjaarige oorloogh met malkanderen voerende. Origines Culenburgicae, by Matheus, Analector. VI Tom. 266 pag. Meurs, XVII Provinc. in Doesb. 399 bl. Scotanus, Friesse Chron. 187 bl.
A. 1361, den 25sten Mey, sloegen de Bronkhorsten hertogh Reinoud, het hoofd der Heekersse, by Tiel, door die van Nimmegen geholpen; hem self gevangen neemende. Slichtenhorst, Geld. Geschied. 1 B. 37 bl. en weder, 43 bl. spreekende van de stad Tiel, het houdende met de Bronkhorsten, of met Eduard, de jongere broeder van Reinoud.
Deese tweespalt is met de dood der twee rasebollen (stervende beide kort naa malkanderen, A. 1371) niet geeindigd; maar de Heekers hielden het toen met vrouw Machteld, de oudste suster van Reinoud, en dé Bronkhorsten met de soon van syn jongere suster. Deselve, 44 bl. sie took syn 7 B. 135 bl. alwaar hy verscheidene tweespalten opteld, welke ik ook vinde by een gebracht door Pieter Verhoek, in syn alte lekker en alte welspreekend Treurspel, Karel de Stoute, 20 bl. Sie daar syn eigene woorden:
Europa staat in vlam, se ontsteekt in alle landen,
Een binnenlandsse kryg verteerd haar ingewanden;
'K sagh Napels, om Anjou en Arragon, in twist;
Itaalje, om Gibellyn en Guelf, in tweên gesplist;
In Duitsland de Oostenryksse en Beyersse en de Beêmen;
Burgonje en Orleans der Franssen welvaart neemen;
De Witte en Roode Roos ontvonkten Engeland;
De witte kaperoen stak Vlaanderen in brand;
Hier Schieringers, daar weêr Vetkopers, by de Friesen;
Bronkhorsten, Heekers 't vuir in Gelderland opbliesen:
Gelyk de Kabeljausse en Hoeksse hier verwoed
Het veld doen rooken van het uitgestorte bloed.