[Govaart van Lottringen]
GOVAART van Lottringen; A. 1071, van biskop Willem van Gelre, naa 't verdryven van Robbert de Fries, en syn gemaalinne, vrouw Geertruid, het graafschap van Holland te leen ontfangende, versloeg of verjoegh alle die hem dwersboomden. Goudhoeve, 263 bl.
Deese stichte de stad Delff, terwyl biskop Willem deede bouwen het sterke slot van Ysselmonde. Boven, 53 bl.
Beoorloogde de West-Friesen, die binnen Alkmaar hem quamen beleggen. Doch hy versloegh deselve met de hulptroepen van den biskop, in een bloedigh gevecht. Balen, Dordr. 706 bl.
Maar, A. 1075; naa 4 jaaren regeerens, te Antwerpen op de heimlykheid sittende, is hy met een gavel van onderen in het lyf gestooken, door eenen moorder; of de kok, of de dienaar van bovengenoemde Robbert. Scriverius, in syn Aanteekingen, by Goudhoeve.
Hier op, soo gequetst synde, liet hy naar Maastricht sich vervoeren, alwaar deese opgeworpene graaf, gemeenlyk Govert met de Bult geheeten, in Maart is overleden. Melis Stoke, 35 bl. doch hoor Oudaan liever dus van hem spreeken:
Wanschape Bultenaar! gestrenge Lotteringer!
Waant gy d'onnoosle Wees syn erf, als met een slinger,
T' ontrukken, en u self in Didriks eigendom
Te vesten met geweld? ô Govert! sie vry om;
Al delft gy graft en wal, u dreigt de wraak van achter,
En diese minst verwacht, die wektse des t' onsachter.
'T is, wacht u voor die geen, die God geteekend heeft;
Maar wacht u, voor dien Wraak 't geweer in handen geeft!
Van Vrouw Geertruyd spreeken we boven, 59 en 99 bl.