[Deenen]
DEENEN; welke, gelyk veel andere volkeren, uit het Noorden tot in onse landstreeken syn nedergedaald, en ook eenigen tyd sich hier hebben opgehouden. De schryvers toonen ons haar nagelaatene voetstappen en overblyfselen; de Dennewegh in 's Gravenhage, het Deenen huys ontrent Breda en Demmerick in Amstelland. Sie de Saanl. Arkad. uit Junius, en andere, 273 bl. Junius, Batav. 324 pag. uit Regino. Boxhorn. Stedeb. 5 en 6 bl. Oudaan, Rooms. Mogenh. 17 bl. Slichtenhorst, Geld. Geschied. 11 bl. Buchelius, over Heda, uit Sigebertus en der Franken Jaarboeken, 31 pag. Oudenhove, Inleiding tot de Graven, 1 bl. Van Leeuwen, Pontanus, &c.
De tyt van deese optogt der Deenen naar Nederland, blyft