Schatkamer der Nederlandsse oudheden. Of woordenboek, behelsende Nederlands steden en dorpen, kasteelen, sloten en heeren huysen, oude volkeren, rievieren, vermaarde luyden in staat en oorlogh, oudheden, gewoontens en lands wysen
(1711)–Ludolph Smids– Auteursrechtvrij
[pagina 30]
| |
tussen Drenth en Overyssel, op een berg gelegen, van welke eenige gedeeltens sekerlyk syn Romeins, eenige Frankisch en van een nieuwer gebouw. Hier heeft men de Droes-stoel en Droes-kussen (twee groote keyen op malkaar leggende) welke de inwooners (volgens een overoude lands-dwaalinge, Drusus, het Roomsch legerhoofd als de duivel vreesende en voor den selven aansiende) duivels stoel en duivels kussen verkeerdelyk noemen. Pikard Drenth. 96 bl. Ondertussen valt my hier in, dat men een kinderlyk dreigement in deese landen gebruikte: de droes sal in haalen of weghvoeren; dat is, Drusus, of een Romeinsse soldaat van Drusus, sal u naar Rome sleepen. Hennin. over de 6 ste Reisbrief van Tollius, 251 bl. Doch soo bang als onse kinderen voor den droes waaren, soo schrikten de Romeinen weder voor een Batavisch aansicht; ook genoomen het waar alleenlyk een mombakkes. Marialis; 14 lib. 176 epigr.
Sum figuli lusus, rufi persona Batavi:
Quae tu derides, haec timet ora pater.
dat is. Ik ben het masker van een rosse Batavier, een pottenbakkers bootseersel; maar die tronie, die jy belacht, is aan uw vader verschriklyk. |
|