[Bek-snyden]
BEK-SNYDEN; hier sienwe geensins op brooddronke pluggen, of wilde straatschendery, maar alleenlyk op het aloude snywerk by de boeren, in de Kermissen hier te lande. Te weeten met een mes sonder punt en op juyste voorwaarden. Immers is deese gewoonte soo vere gegaan in het Sticht van Uitrecht, dat het jonge vrouwvolk van een bruigom walgde, die geen schram of litteekens in syn tronie kon laaten sien. Slichtenhorst, Gelderl. G. 14 bl. en Parival, Vermaak van Holl. 92 bl. ook aldaar meldende, hoe men als uitdaagende het mes, soo binnens kamers als buiten de deur, gewoon was op te hangen. Maar het sal de Leeser ondertussen niet moeyelyk vallen, siende weer een Grieks aloudheidtjen hier onderloopen.
Ik vinde by Cicero (van de Plichten, 2 B. 7 H.) dat Alexander, gesegt de Fereër, bang en rondsom voor hinderlaagen vreesende, met de bloote degen voor hem dede gaan, barbarum & eum quidem compunctum notis Threjiciis: een woeste vent, op kaak en wangen braaf geteekend: want dat de Thraciers, selfs onder den beker, wel van leer wilden trekken, bevestigd Horatius, 1 B. 27 Lierd.