[Aurina]
AURINA, of Aurinia, by Tacitus (Duyts. Seden, 8 H.) en Alyrumna, by Jornandes (Getic. 103 pag.) was een Duitsse godheid. Junius, Batav. 384 bl. Scedius de Germ. diis, 2 Syntagm. 431 pag. of liever een oude toveres, al fluisterende en sachjes prevelende, tegens de onderaardsse geesten; of een poëtesse, de heldedaaden van voornaame krygslieden opsingende. Doch dewyl de keurige Lettergispers, over het woord Aurinia by Tacitus, verschilligh, niet weeten wat leesinge sy uit haar oude en halfverrotte handschriften willen aanneemen, is ontrent deese saak niet sekers te besluiten. Siet Kirchmayer, over Tacit. 144 pag.
Maar laat 'er ons echter dit noch achtervoegen. Ik, noch een jongen synde, heb onder myne medeburgers meermaalen gehoord, dat Alruina of alruintjen, was een pisdiefjen; dat het pisdiefjen, onder galgen, by het geluid van trommelen, (want syn kryten is het menslyk oor naadeeligh) wierd uit de grond gehaald; en dat eindlyk deese pisdiefjes waaren de mandragoraas (uit die wortel gesneden en gebootseerd) die se voorgaven dat sommige ryken by haar hadden, en wel moesten besorgen, wilden sy, met haar weghloopen, ook niet schielyk van haar samengeschraapte goederen beroofd worden. Voeg'er noch by dat ik se, in een Kermis', heb gesien, in een doosje netjes in het wit gebakerd leggende, in de Speel-kraamen.