[Arender-hout]
ARENDER-HOUT; buiten Haarlem, ter syden Overveen; voor een jaar of ses (ik schryf dit, A. 1710.) van haar Houd beroofd; synde de laanen geraseerd, alle boomen, uitgesegt eenige weinige, weghgekapt, en soo alle vermaak hier (gelyk ook heden achter gemeld Overveen) de menssen en vogelen ontweldigd. Ondertussen is noch haar naam in weesen gebleven by den koddigen Roemer Visscher, in den eersten Schock van syn Rommelsoo, 57 D. 114 bl. op deese wyse:
Adieu, Aaerdenhout en Overveen!
Adieu, jagthonden, groot en kleen!
Adieu, duynen, daar ik op plag te jagen!
Adieu, haasen, konynen! gy sult niet meer klagen
Over my, adieu seg ik, voor een half jaar, &c.