[Aardryk]
AARDRYK; bewysende dat Holland, of Batavie, of Friesland (hoe het u ook lust te noemen) alle veranderingen en gestalt verwisselingen heeft uitgestaan; en van gelyken dat, in deesen landstreek, allerhande Volkeren, en voornaamlyk de krygssuchtige Romeinen, hebben gehuisvest.
Te weeten, met nu en dan opgegravene of andersins ontdekte.
1. | Boomen; eike of andere: niet alleen haare wortelen, maar ook haare schachten, stammen en takken. Beneden, in B. |
2. | Der selver vruchten; nooten, &c. Junius, Batav. 32. pag. Stalpart, Aanmerking. 359. bl. Mart. Schook, in de verband. van de Turf, en Pikardt, in de Chron, van Kovorden, by my, in de Aanmerkingen, onder die van Dr. St. Blankart gemengd, 6 Hondert. 86 Aanmerking. en 8 Hondert. 3. Aanmerking. |
3. | Schelpen. Sim. Schynvoet, in de Aanteek. over den Ambuinssen Rariteitkamer, 317. bl. doch ook beneden, in S. |
4. | Tanden, hoornen en andere lichaams-deelen van hier niet bekende dieren. Pikardt, Drenth. 41. en 298. bl. |
5. | Groote steenen en sware keyen. Beneden in S. |
6. | Veen; onder weggegravene duynen. Oudenhove, Haarlem, 111. bl. |
7. | Steene vloer van eenige oude timmeragie; onder de binnen duynen, Deselve, Haarlem, 112. bl. |
8. | Lykbussen en potten, vol asse en beenderen van gestorvene en naar 's landswyse verbrande menssen. Pikard, Drenth. 45 bl. &c. Beneden, in S. |