Kort en bondige beschrijvinge van de schrickelijcke water-vloedt den 13. Nov. 1686 over de provincie van stadt en lande ontstaen(1687)–Ludolph Smids– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [Folio D3r] [fol. D3r] Op de schrickelijcke Brandt van den 12. May 1687. gemaackt door Juffer Titia Brongersma. NAuw stak 't verdronken Land het hooft ter golven uyt, Nauw waar het soute voght de velden af geloopen En gaf aan jeder weer een vollen Oogst te hoopen, Of het verslindend' vuir versengde gras en kruydt. Nauw had den Ackerman de ploegh door 't veldt gedreven Of wierde weer op nieuw de Vlam ten roof gegeven. D'Orkaansche Windt Godt die eerlangs de baaren deed' Opswellen, en het hoogh der Dijcken over springen, Wiens macht veel zielen quam het leven af te dringen. Die heeft daar door nu weer een Vuir Orkaan gesmeedt, Een Etna die door damp en roock met duysendt monden 'T gegraven Moer, en Huis, en Koren heeft verslonden. O! droeve Land-plaagh door veel sonden aangevoerdt Verdiende straf helaas! hoe lange sal 't noch duyren? Rechtvaarde wreeker, moet dit Landt het al besuyren? Genade en geen recht, ons herten zijn beroerdt, En komen als geknieldt U Godt der Goden smeeken, Dat gy tot onser troost U gramschap af wild breeken. Op dat geen golf noch vlam (waar door wy zijn verset En als vernietigd tot de grondt toe omgesmeeten) Ons ooyt ten afgrondt voer, maar snoeren aan het keten Van rechte leed zijn, en behoud' ons in U Wet, Soo sal geen Water-vloedt noch Vuir-Orkaan ons deeren, Maar sullen in U naam daar over Triomfeeren. TITIA BRONGERSMA. Vorige Volgende