Gallerije ofte proef van syne dichtoeffeningen
(1685)–Ludolph Smids– Auteursrechtvrij
[pagina 70]
| |
48. De Nicosiaansche slavin, dryvende in zee, nevens een springende galeye:Haec... faemineâ vidimus acta manu. Mart. 6. Spectac. 'TOud Cyprus brom niet me'er met haar godin,
Die s' minnaars hert doet, als een oven, branden:
Maar, met de toorts, daar d' edele slavinGa naar eindnoot+
Den Turk, en syn galey, me'e durfd' aanranden.
Dus, Romen, swygh van uwen ScaevolaGa naar eindnoot+,
Aan eenen kool versengende sijn ving'ren.
Hier sietm', in zee, voor 't hoogh Nicosia,
Die maagd, in't vuur, aan honderd stukken sling'ren.
Noem 't heldenhart: hoe heet die maagd? de Faam
Vloogh daar op heen, en docht niet op de naam.
|
|