Gallerije ofte proef van syne dichtoeffeningen(1685)–Ludolph Smids– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 26] [p. 26] 16. De verliefde Circe, van F. Chauveau: geborduurd door Juf. M. Saepè manus operitent antes admovet, an sit Corpus, an ... Ovid. 10. Metam. HEt speelsiek sieltjen houd dees' sijdenGa naar eindnoot+ CIRCE vast, En drinkt sich in mijn oogh aan haare schoonheyd dronken: En Glaucius is het hert van marmersteen geklonken, Dat CIRCESGa naar eindnoot+ glans dat, min als Scyllaas leeft, verrast? Hoe snyd die rots, terwyl sy leund, in't week' albast! Hoe levendigh buygt sich het lyf in sachte vouwen! Wat maghm' een te'erheyd, in't verliefd gelaat, aanschouwen! Siet, hoe de poes'le hand nae dien ondankb'ren tast! Om haar besterven dees' jaloersche Schilderyen; En schynen, bleek van spijt, haar Suster te beny'en; Terwyl de Gallery brand met MARIAAS Konst. MARIAAS Naald beschaamd en Beitels, en Pinceelen. Ha! kan haar Hand de siel dus in myn oogen streelen; Wat kan haar Mond aan die sy toesegt haare gonst? eindnoot+ op sijde, en met sijde geborduurd. eindnoot+ Dit stuk vindme seer dikwijls op Tafereelen, en in Printen; en het Verhaal daar af in het 14. B. der Herschep. van Ovidius: en in de Circe van Mons. Theod. Corneille: op wiens Titelplaatjen ik mede gesien hebbe. Vorige Volgende