Bruylofts-kost
(ca. 1645)–J. Smeerbol– AuteursrechtvrijBestaande in verscheyden zedighe en boertighe echts-gezangen, drink-liedjens, raadselen, rondeelen, lever-rijmpjens, en andere snakerijtjens, voor d'Aemsteldamsche jeughd opgeschaft
[pagina 23]
| |
Geen speelen/geen queelen/ geen lugtig geluit?
Soo benje wel doof:
Of/ naar ik geloof/
Denkt ellik: gantsch lijden was ik toch de Bruit.
Dat heb ik/ al swijgje/ ten eersten geraan.
Daar onder is 't wonder/ daar schort 'etje aan.
De vreugd van de Doek/
Schuild wis in de Broek:
Maar troostje/ mijn troosjes/het zal noch wel gaan.
Al graaftje Gespeeltje nu grif in het vet/
Al wintse/ al vindse heur vreugd in het Bet:
Denckt: Grietje nu ghy/
En morgen wy/
Geen rimpelig vel ons 't zoenen belet.
Des houje toch lustig/ al leefje op hoop/
Het vryen heeft tyen / de Trouw koomt ter loop.
Doe mee als de Bruyd/
Dat sellefde kruyd/
Dat Jasper heeft hebben wy mee noch te koop.
|
|