Bruylofts-kost(ca. 1645)–J. Smeerbol– AuteursrechtvrijBestaande in verscheyden zedighe en boertighe echts-gezangen, drink-liedjens, raadselen, rondeelen, lever-rijmpjens, en andere snakerijtjens, voor d'Aemsteldamsche jeughd opgeschaft Vorige Volgende [pagina 14] [p. 14] Vryers eygenschap. Toon: Moe gebaadlag ik en sliep, &c. EVen als een schip in zee 't Geen, door stormen, wort gedreven, Nu in weelden dan in wee, Soo is ook des vryers leven: Nu schijnt hem de hoop te geven Niet dan voorspoed en geluk: Maer zo haest de loddre loncken Van zijn lief niet voor hem proncken, Drijft hy in een zee vol druk. Niet dan kermen baart zijn tong, En 't gezigt stort zilte beeken, 't Hart, dat eertijts vrolik sprong, Toen hy, van de minnetreeken, Met zijn waar de vry mogt spreeken, Leyt, door ongeduld, en klopt; Al zijn sturze leeden trillen, Niemand kan zijn klagten sullen [pagina 15] [p. 15] Zo heeft hem de rou verkropt. Ja, hy dwaald, schoon yder ruft, Bang en treurig by de weegen: Want hy vint in slaap geen luft. Overal is hy verleegen. Hagel, winden, mist en reegen, Noch de naarheyd, noch de nagt Hem noyt van 'er deur verdrijven; Maar hy hout, al zou hy stijven, Daar, in stage hoop, de wacht. Dan slaat hy het oog om hoog, Heel verdwaald in zijn gedagten: Toont zijn uiterste vermoog Om zijn lyen te verzachten; Wijl hy niet dan minneklachten Voor 'er deur en drempel stort: Hoortze die, en toont meedogen; Stracx is alle druk vervlogen: Hart en tong weer vrolik wort. Vorige Volgende