Bruylofts-kost
(ca. 1645)–J. Smeerbol– AuteursrechtvrijBestaande in verscheyden zedighe en boertighe echts-gezangen, drink-liedjens, raadselen, rondeelen, lever-rijmpjens, en andere snakerijtjens, voor d'Aemsteldamsche jeughd opgeschaft
Qvikken,
| |
[pagina 10]
| |
Helpme, helpme: 'k ben in ly,
Grebber wil men maagdom stelen,
Och! wat raad? ai, sta my by.
'k Loof al zou' et halsen geldenGa naar margenoot+
't Ging zoo hol niet, als 't er ging
Eermen haar te vreden stelde,
Lieven heer! hoe kreet 'et ding.
Ellik teeg 'er aan 't vermanen,
't Was al, Hestertje, 't moet zijn:Ga naar margenoot+
Maar, och lacy! zy schonk tranen,
In de plaatz' van zoete wijn.
Dan dat onweer is al over
Grebber heeft 'et wel beschikt,
'k Wed 'er niemand zoo betover,Ga naar margenoot+
Datse nou voor 't nachje schrikt.
Kijkse nou eens: deftig pronken.
Heer! die vlieger staater frai.
Daar noch ringen toe geschoncken!
Trouwen! plantmen zoo de Mai!
| |
[pagina 11]
| |
Vrysters laatje dan gezeggen, Sla de koop vry lustig toe.
Koomtje' een voor de boeg te leggen
Stroop'em voor eenGa naar voetnootc mellik-koe.
Zie, de rrou geeftGa naar voetnootd room met zuiker.
Dat is immers zoete kost.
Schikje monden: dat 's eenGa naar voetnoote duiker
Van de swangre druiv' gelost.
Ik krijg droogte door dit praten.
Dat 's je voor. Ai lieve, kijk.
Ken ik ook geen wijn verlaten?
Ja 'k zo waar: daar is menGa naar voetnootf blijk.
Hier mee dan een an 'et zingen.
'k Heb men keel daar braaf gesmeert.
't Lietjen is van zoete dingen
't Geen de Bruid nu heeft geleert.
|
|