[Eerste deel]
't Stadje
't Staat in haar halfvergane ommuring, kloeke veste van voor eeuwen, kloovig nu ingepuind, wrakkig waar losjes de eene steen stut de andere, als 'n oude vergeten bouwdoos kleintjes gestolpt onder de hooge welving van de lucht. De bijeengeblokte huisjes, 't vale kerkje met 't door oud hekwerk vierkant ingesloten pleintje en de drie balrond gegroeide linden daarvoor, 't stompe torentje met z'n bleekroode wijzerplaat en dofvergulde cijfers, waarachter 't uurwerk, oud, sterk en gaaf, accuraat den tijd aangeeft, alles of 't daar zoo vóór eeuwen door 'n reus opgezet is, de verweerde topgeveltjes beklemmend dicht opeengedrongen en 'n ietsje voor-overgedommeld als oude luiden, die dan toch moe van 't staan zijn geworden, kras in hun gaafheid nog die verweerde roestbruine puien van baksteentjes, met hier en daar 'n pluk muurpeper als oud goud in de voegen of 'n stevig ingewortelde klimopstronk, zoo maar luchtig in sierlijke draperieën af hangend over 'n deurtje of langs de raamvierkantjes, die kleine ruitjes in lood hebben en groezelige spionnetjes aan de van veel rookerigheid vuil geworden kozijntjes, luifels huiven daarover heen, zwarte platjes met dunne lijntjes wit afgebiesd, zoo op 't oog veel vergroote domineesteenen...
En boven de breede deurtjes, die kloek in de stevige stut van hun zware posten staan, pronken tegels met spreuk oud-Hollandsch of ook wel Latijn, soms ook met symbolen van handel en welvaart gesierd, droeve souvenirs uit den bloeitijd van 't kleine stedeke, weemoedig-mooi alles en in 't grauw-strakke licht van 'n herfstige namiddag als oude houtsneeprenten uit 'n vooreeuwsch-langvergeten boek, zóó zonder leefgerucht droome-stil de buurtjes-risten, 't hardsteenen stadhuisje met 't torentje-op-vallen, 't huis van de gildemeesters met de ronde raamoogen en 't galge-veldje met de drie roode steenzuilen, waarvan de roep gaat dat 't 'r spookt...
En dan het verweerde kasteeltje even voorbij de oude begraafplaats - waar de popels ruischen en 't lijk-gesteente schaarsch is en gehavend van den tijd - buiten de wrakke verzakte stadspoort met haar vermolmde ophaalbrug over 't groene ondiepe en erg versmalde grachtwater, waar in 'n halve boog zware kastanjes om heen staan als oude wachters, die op hun uitkijkpost in slaap gedoezeld zijn en zachtjes knikkebollen in de droomerige stilte...