Psalmen, lof-sangen, ende geestelike liedekens(1661)–Willem Sluiter– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 155] [p. 155] Psalm XXX. Op de Wijse van Psalm 30. Na dat ghy, Heer, my hebt bevrijdt. Of, na de Musijke gestelt op onse Gesangh; Ik loov' u, Heer, uyt 's herten gront. 1. 'k SAl u verhooghen, end uw eer Op 't alderhooghste roemen, Heer, Want als ik neder was gedaelt, Hebt ghy my weder opgehaelt; Mijn vyanden, die my benyden, Doet ghy niet over my verblyden. 2. O Heer mijn Godt; ik riep tot u, En ghy hebt my genesen nu. Ghy hebt mijn ziel, die was beroert, Uyt desen kuyl weer opgevoert; Ghy hebt behouden my by 't leven, Dat ik in 't graf niet ben gebleven. 3. Psalm-singht den Heere met geschal, Ghy syne gunst-genooten all, En segget lof en dankbaerheyt Ter eeren syner heyligheyt. Want in syn yver ende tooren Is wel een oogenblik te voren: 4. Maer hier-en-tegen isser weer Als een gantsch leven by den Heer, Wanneer hy syn goetgunstigheyt Door syne liefd' heeft uytgebreydt: Des avonts wel vernacht het weenen, Maer 's morgens is 't gejuych verschenen. [pagina 156] [p. 156] 5. Doen 't voorspoet was na mijnen sin, Beeldd' ik my wond're dingen in, Ik seyd'; ik sal nu nimmermeer Weer wank'len, want ghy hadt, ô Heer, Mijn bergh door uw goetgunstigheden Seer vast geset in eeuwigheden. 6. Maer doe ghy weer uw aengesicht Voor my verbergdet, schrikt' ik licht. Ik riep tot u, beangstight seer, Ik smeekt' u, end ik seyd', ô Heer, Wat voordeel isser uyt te halen, Dat ik in 't graf sal nederdalen? 7. Sal oyt aldaer mijns lichaems stof Verbreyden uwen Naem met lof? Sal 't uwe waerheit maken kond? Verhoort my, Heer, tot deser stond, En zijt my wederom genadigh, Weest my een helper seer weldadigh. 8. Ghy hebt mijn wee-klaegh en geschrey Verandert in een soete rey; Ghy hebt ontbonden mijnen sak, En my omgordt met blydschap strak. Dat u singh', en niet swijgh' mijn cere: Ik sal u eeuwigh loven, Heere. Vorige Volgende