Psalmen, lof-sangen, ende geestelike liedekens
(1661)–Willem Sluiter– AuteursrechtvrijLof-sangh, als men de tegenwoordige vertroostinge des H. Geests gevoelt in de versoekinge.Op de wijse van Psalm 12. Doet ons bystant, 't is meer dan tijt, ô Heere. Of; Psalm 110. De Heer heeft gesproken tot mijnen Heere. 1.
GElooft zy Godt, die ons in all ons lydenGa naar margenoot+
En swaer verdriet niet t' eenemael verlaet:Ga naar margenoot+
Maer ons vertroost met innerlik verblyden,
Soo dat de vreugt ons aen het herte gaet.
2.
Want even als ons 't lyden overvloedighGa naar margenoot+
Om Christi wil alhier wert toe gevoeght,
Soo is door hem ook ons vertroostingh spoedigh
In overvloet: dat maekt mijn hert vernoeght.
3.
De Trooster die van boven is gegeven,Ga naar margenoot+
En by ons blijft tot in der eeuwigheyt,
Doet wonderlik ons' hert in vreugde leven,
Ook selfs wanneer het ooge tranen schreyt.
4.
De werelt kan dees' Trooster niet ontfangen,Ga naar margenoot+
Sy siet, noch kent, noch voelt syn werkingh niet,
Om dat se gaet geheel verkeerde gangen,
Wanneer se soekt verlichtingh in verdriet.
5.
Wy kennen hem, end hy sal by ons blijven,Ga naar margenoot+
End in ons zijn. Geen druk noch tegenspoet
Sal immermeer soo vast aen ons beklijven,
Of hy sal ons die maken lief en soet.
| |
[pagina 152]
| |
6.
Ga naar margenoot+ O Heer, als in mijn herte mijn gedachten
Verdubb'len, en my maken soo verschrikt,
Dat ik bykans al schijne te versmachten,
Heeft uwen troost mijn ziele weer verquikt.
7.
Ga naar margenoot+ Van blijdschap ben ik overvloedigh heden,
Ik ben vervult met troost tot aen het hert,
Hoewel ik noch soo heftigh ben bestreden
Met velerley verdrukkingh ende smert.
8.
Is in uw kruys alsulken troost te vinden,
Ga naar margenoot+ O Godt, wat sal 't dan zijn, als ghy de kroon
Sult op het hooft van uwe kind ren binden?
Ga naar margenoot+ Is d' arbeyt soet, wat sal dan zijn de loon?
9.
Ga naar margenoot+ Is sulk een vreught in uw castydinghs-roeden,
Wat sal 't dan zijn, als ghy ons t' aller stont
Ga naar margenoot+ Omhelsen sult end in uw armen hoeden,
Ga naar margenoot+ En kussen met de kussen van uw mont?
10.
Verblyd' ik my met tranen in mijn oogen,
Wat sal 't dan zijn, wanneer uw eygen hant
Ga naar margenoot+ Die altesaem eens lieflik af sal droogen
Ga naar margenoot+ Hier boven in het rechte vaderlant?
Ach! dat ik dit mocht t' aller tijt gevoelen,
Gelijk ik 't nu gevoel tot in mijn hert!
Hoe soud' ik dan mijn dorstigh hert verkoelen,
Soo dikwijls als het weer bestreden wert!
12.
Ga naar margenoot+ Daer ghy, ô Heer, doet uwen Trooster senden,
Wat swaer verdriet souw daer niet wesen licht?
Ik voel geen pijn, geen hertseer, geen elenden,
Ga naar margenoot+ Als ghy my toont uw vriendlik aengesicht.
| |
[pagina 153]
| |
13.
O ghy mijn vreugt, mijn licht, mijn heyl, mijn leven,Ga naar margenoot+
Mijn borcht, mijn rotz, mijn hoogh vertrek, mijneer,Ga naar margenoot+
Staet ghy my by, en wilt my noyt begeven,Ga naar margenoot+
Soo sal ik niet beswijken immermeer.
14.
Wilt u, mijn ziel, dit te gemoete dragen,
Wanneer ghy schiet heel troosteloos beswijkt;
De Trooster komt en gaet na syn behagen,Ga naar margenoot+
Hoewel hy noyt geheelik van ons wijkt.Ga naar margenoot+
|
|