Psalmen, lof-sangen, ende geestelike liedekens
(1661)–Willem Sluiter– AuteursrechtvrijMoed-gevinge aen een Kryghs-knecht ende Kampioen Christi. [Vervolg]
Bassvs.
Hoe moedigh is een kloek soldaet, En laet sich niet ontsetten,
Wanneer het wreet geluyt aengaet Der trom'len en trompetten!
Syn hert en wert niet licht bedut Door 't dond'ren van het grof ge-
schut, Of 't klat'ren der mus- quet- ten.
| |
[pagina 140]
| |
Men kan dit ook singen op de wijse; Ausz thfer not schrty ich zudir. Of; Ach Gott von himmel sih darein. Of; Ach Gott, wie lang vergisiet meïn. Of; Es ist das heil uns kommen her. Of; Es ist gewiszlich an der zeir. Of; Nun Freuwt euchlichen Christen g'mein. Siet ook de Musijke ende andere aengewesen Melodyen by onse Gesangh; O Iesu, als mijn sterf- uur naekt. 1.
HOe moedigh is een kleek soldaet,
En laet sich niet ontsetten,
Wanneer het wreet geluyt aen gaet
Der tromm'len en trompetten!
Syn hert en wert niet licht bedut
Door 't dond'ren van het grof geschut,
Of 't klat'ren der musquetten.
2.
Door vyer en vlam, door stroomen bloets
Wert hy niet afgetogen:
Maer siet seer stout, vol moets en gloets,
Den vyant onder d' oogen.
Ga naar margenoot+ Ghy die een Krijghs sknecht Christi zijt,
Sult ghy dan niet in uwen strijt
Ga naar margenoot+ U sterk en manlik toogen?
3.
Ga naar margenoot+ Kan een verderfelike kroon
Soo tot den strijt bewegen,
Hoewel se niet vast weten schoon,
Of die sal zijn verkregen;
Behooren wy dan niet veel meer
Na d' onverderfelike eer
En kroon te zijn genegen?
4.
Ga naar margenoot+ Den loop in ons' gestelde baen
Is geen onseker loopen:
't Is niet als die, de lucht maer slaen,
En niet dan moeyt bekoopen.
Ga naar margenoot+ De kroone der rechtveerdigheyt
| |
[pagina 141]
| |
Is nu al voor ons wech geleyt,
Die wy t' ontsangen hoopen.
5.
Verflaeuwt niet, als beswijkt uw kracht;Ga naar margenoot+
Godt helpt op 't meest den moeden:Ga naar margenoot+
Wordt sterk in syner sterkten macht,Ga naar margenoot+
Die u wel sal behoeden,
Als tegen u ook alles raest,
En niet dan moort en dreygingh blaestGa naar margenoot+
Met een verschriklik woeden.
6.
Ghy hebt de wapen-rustingh Godts,Ga naar margenoot+
Waer meed' ghy sonder tsagen
Bestaen kont tegen allen trots,
In quae versoekinghs dagen.
De wap'nen in ons worstel-perkGa naar margenoot+
En zijn niet vleeschlik, maer seer sterk
Door Godt, om 't all te jagen.
7.
Ja selfs uw schilt en groote loonGa naar margenoot+
Is Godt; dies wilt niet vresen:
Met Christo sult ghy op syn throon,Ga naar margenoot+
Als ghy verwint, haest wesen;
Daer hy van all, die hier in strijtGa naar margenoot+
Geweest zijn sulk een korte tijt,Ga naar margenoot+
Voor eeuwigh wert geprelen.
8.
Tsa wakker dan, uw Kapiteyn,Ga naar margenoot+
Die u de kroon sal geven,Ga naar margenoot+
Die gaet u voor in 't kruyces pleyn,Ga naar margenoot+
Hy stelt voor u syn leven:Ga naar margenoot+
Hy strijdt voor u ten bloede toe,Ga naar margenoot+
Op dat ghy niet soudt worden moe,Ga naar margenoot+
Noch uwen strijt op-geven.
|
|