Psalmen, lof-sangen, ende geestelike liedekens
(1661)–Willem Sluiter– AuteursrechtvrijGebedt ende overdenkinge eener aengevochten ziele.Op de Wijse; Hoe liggh' ik hier in dees' elende! ende na de Musijke gestelt op onse Gesangh; Ach ik elendigh swakke mensche. Fol. 94. 1.
O Trooster der verslagen herten,Ga naar margenoot+
Der treur'gen vreugt, der swakken kracht,Ga naar margenoot+
Heelmeester aller onser smerten,Ga naar margenoot+
Verquikker als de ziel versmacht;Ga naar margenoot+
Der aengevocht'nen sterken helper,Ga naar margenoot+
Der troosteloosen tranen-stelper!Ga naar margenoot+
2.
O Vader der barmhertigheden,Ga naar margenoot+
Een hoogh vertrek in allen noot,Ga naar margenoot+
Ontfermer als men wert bestreden,Ga naar margenoot+
Ja onse leven in den doot!Ga naar margenoot+
Heer, Godt, lankmoedigh en verduldigh,Ga naar margenoot+
Van goetheydt groot en menigvuldigh!Ga naar margenoot+
3.
Hoe langh vergeet ghy my gestadigh?Ga naar margenoot+
Mijn Godt, en sult ghy nimmermeer
Uw lieflik aengesicht genadigh
Eens over my doen lichten weer?
Hoe lange sal mijn ziel haer krenken
Door haer verdrietigh overdenken?
4.
Uw pijlen zijn in my gevlogen,Ga naar margenoot+
Uw handt is op my neer gedaelt:
Met uwen vriendelijken oogen
En word' ik nu niet eens bestraelt.
| |
[pagina 124]
| |
Ghy doet uw grimmigheyt vergrooten,
En schijnt my van u af te stooten.
5.
Ga naar margenoot+ Ik ben verbrijselt uytter maten:
Ga naar margenoot+ Mijn herte keert sich om end om;
Ga naar margenoot+ Al mijne kracht heeft my verlaten,
Ga naar margenoot+ Mijn oogh beswijkt, mijn mont is stom.
Ga naar margenoot+ Ik ben verswakt door vele smerten,
Ik brulle van 't geruysch mijns herten.
6.
Ga naar margenoot+ Mijn swaer gheweten komt my knagen,
Ga naar margenoot+ End overtuygen van mijn sond':
Ga naar margenoot+ De Duyvel soekt my na te jagen,
Om te verslinden, soo hy kond':
Ga naar margenoot+ Mijn swak geloove wert bestreden,
Ga naar margenoot+ Mijn hoope sinkt schier na beneden.
7.
Ga naar margenoot+ Uw woort, dat my wel-eer verheugde
Ga naar margenoot+ Tot in het binnenst mijner ziel,
Ga naar margenoot+ Het welk ik tot mijns herten vreugde
En vrolikheyt voor desen hiel,
En kan my nu geen troost verlenen;
Mijn smaek daer in is heel verdwenen.
8.
Ga naar margenoot+ De vyerigheyt van mijn gebeden
Is, soo my dunkt, geheel verkoelt,
Om dat mijn angstigh hert sich heden
Psal. 102:1. Te hestigh overstelpt gevoelt,
Soo dat ik 't nu niet wel vermoge
Ga naar margenoot+ Te hessen, Heer, tot u om hooge.
9.
Ga naar margenoot+ Gelijk als een bevruchte vrouwe,
Wanneerse tot het baren naekt,
Heeft groote smerten ende rouwe,
En schreeuwt door hare wêên gerackt:
Soo ben ik, hoe ik 't wend' of keere,
| |
[pagina 125]
| |
Ook om uw toornigh aensicht, Heere.
10.
Ik kan mijn droesheit niet versetten,
Mijn ziele, door mistroostigheyt,Ga naar margenoot+
En kan op geen vertroostingh letten,Ga naar margenoot+
Het zy ook wat men tot haer seyt.
Ben ik, ô Godt, aen u gedachtigh,
Te meerder wert mijn misbaer krachtigh.
11.
'k Ben flaeuw, en kan niet dan verschrikken,Ga naar margenoot+
Soo langh als ik de trooster miss',Ga naar margenoot+
Die mijne ziele moet verquikken,
En nu soo verre van my is.
O trooster van my wech geweken,
Keert weder, of mijn hert moet breken.
12.
Sal dan de Heer altijt verstooten?Ga naar margenoot+
Houdt op syn goedertierenheyt?Ga naar margenoot+
Heeft hy door toorne toegesloten
Syn liefd' en syn barmhertigheyt?
O neen; ik sal, om my te sterken,Ga naar margenoot+
Gedenken aen des Heeren werken.Ga naar margenoot+
13.
De sterke rechterhant des HeerenGa naar margenoot+
Verandert in een korten tijt,Ga naar margenoot+
En kan in blijdschap haest verkeeren
Al 't ghene dat mijn hert nu lijdt.
Ik sal gedenken met behagen
Uw wond'ren, Heer, van ouden dagen.
14.
Al kan 't de mensch niet overwegen,Ga naar margenoot+
Omdat syn hert is al te dom,Ga naar margenoot+
O Godt, soo zijn doch uwe wegenGa naar margenoot+
Al t' samen in het heylighdom.Ga naar margenoot+
Wie is een Godt, als ghy, ô Heere,
Die wonder doet tot uwer eere?
| |
[pagina 126]
| |
15.
Ga naar margenoot+ Ghy wilt uw kracht in swakheit toonen;
Ga naar margenoot+ En eyndelik al mijn gedult
Met vreed' en vrolikheyt bekroonen,
Ga naar margenoot+ Wanneer ghy u ontfermen sult.
Ga naar margenoot+ Keert weer, mijn ziel, tot uwe ruste;
Ga naar margenoot+ Verblijdt u in den Heer met luste.
16.
Ga naar margenoot+ Wat buyght ghy u, mijn ziele, neder,
Ga naar margenoot+ Wat zijt ghy soo ontrust in my?
Trouwt Godt, ik sal hem loven weder;
Hy sal my gantschlik maken vry
Door syn seer lieflik aengefichte,
Ga naar margenoot+ Soo dat het over my haest lichte.
|
|