Toon en tact
op die aenmoedige en stichtelike Gesangen des Eerwaerdigen en Godt-geleerden D.D. Wilhelmi Sluyteri, Dienaer des Godeliken Woorts tot Eybergen.
NOyt heeft Amphion soo gesongen,
Noyt Hippoclides soo gesprongen,
Als Sluyter singht’ En hier opspringht,
Als dese Davids harpe klinght.
't Schijnt, David heeft hem voorgesongen,
En voor de Arke voorgesprongen,
Op syn geluyt Ook Sluyter sluyt,
Als of men hoorde Davids luyt.
Dit sal veel tongen nu doen singen,
En d'herten ook van vreugde springen:
Singht nu dan hell’ By 't snaren-spel;
Als Sluyter singht, het sluyt soo wel.
Cantum Davidis spiritus intonat,
Et tactum saliens pes bene temperat.
Andreas Loderus, Dienaer des Godel. Woorts tot Doesburgh, En p.t. Inspector des Zutphenschen Classis.