Jeremia's klaag-liederen
(1687)–Willem Sluiter– Auteursrechtvrij
[pagina 38]
| |
Op de wijse: Wilhelmus van Nassouwe.
Ga naar margenoot+ 1. Wy steken in uw Name
De vaandels op, ô Godt,
En bidden u alt’same,
Ga naar margenoot+ Laat ons niet zijn bespot;
Maar laatse schaamroot worden
Die trouw’loos sonder reên,
Ga naar margenoot+ Uyt hoogmoet sig omgorden
Om ons op ‘t hooft te treên.
2. O Heere der heyrkrachten,
Ga naar margenoot+ Gy, die een Krijgsman zijt,
Ga naar margenoot+ By wien all’ ‘s werelts machten
Geacht zijn als een mijt,
Ga naar margenoot+ Trekt doch met ons ten strijde,
En zijt en blijft voortaan
Ga naar margenoot+ In gunst aan onse zijde,
Ga naar margenoot+ En als ons’ Hooft voor-aan.
Ga naar margenoot+ 3. Ja, Israëls verwachting,
Zijt ons, uw eygendom,
By u soo hoog in achting,
Een vier’ge muur rondom.
Help soo uw lieve knechten,
Ga naar margenoot+ Dat yeder sie, dat wy
Ga naar margenoot+ Als van den hemel vechten,
En al ons doen gedy.
4. Bewijst uw liefd’ en trouwe
Meest aan dien jongen Helt,
Wilhelmus van Nassouwe,
Die voor ons trekt te veldt.
| |
[pagina 39]
| |
Wilt gy hem hulpe senden, Ga naar margenoot+
Als uyt uw heiligdom,
Dat hem uw Engle-benden Ga naar margenoot+
Beschutten om end’ om. Ga naar margenoot+
5. Laats’ over hem sterk waken, Ga naar margenoot+
Op dat geen moordsche liên
Oit uw Gesalfden naken. Ga naar margenoot+
Doet hem ‘t gevaar ontvlien.
Uw hant, o Opper-heere, Ga naar margenoot+
Leer strijden sijne hant,
Meest voor uw eer’ en leere,
Voor Kerk en Vaderlant.
6. Sterkt ruyters en soldaten, Ga naar margenoot+
Op dat ze noit den moet
Bloohertig vallen laten,
Al kosten ‘t ook haar bloet.
Geeft onse weerpartyen,
Die, onbesuyst te been, Ga naar margenoot+
Uw erfdeel fel bestryen,
Een schrik door al haar leên. Ga naar margenoot+
7. Helpt gy ons uyt benauwen, Ga naar margenoot+
Want ‘s menschen heil is niet.
Wy sullen nooit verflauwen,
So gy ons hulpe biedt.
De vyanden zijn t’ same Ga naar margenoot+
Op paart en wagens trots:
Wy juychen in uw name,
O stercke zielen rots. Ga naar margenoot+
8. Wie sal of kan ons schaden, Ga naar margenoot+
Als gy ons wilt behoen?
Wy sullen kloeke daden Ga naar margenoot+
In u alleene doen;
En onse weerpartyders
Sult gy, ô Godt, vertreen,
| |
[pagina 40]
| |
Die voor uws Naams belijders
Van ouds af hebt gestreen.
Ga naar margenoot+ 9. Saat op, door uw vermogen,
Ga naar margenoot+ Legt eer in door uw magt,
Ga naar margenoot+ Dat wy uw Naam verhogen,
En roemen dag en nacht.
Ga naar margenoot+ Laat in de tent der vromen,
Door uwe Majesteyt,
Een stem des Juychens komen
Tot in der eeuwigheyt.
Amen.
|
|