Jeremia's klaag-liederen
(1687)–Willem Sluiter– Auteursrechtvrij
[pagina 28]
| |
Op de wijse van Psalm 130. Uit de diepten, ô Heere Of; Wacht auf ihr Christen alle. Of; Gansch treurig en &c.1.
Ga naar margenoot+ Godt, onse lieve Vader,
Ga naar margenoot+ Die in de hem’elen zijt,
Ga naar margenoot+ En ons nu allegader
Ga naar margenoot+ Als kinderen kastijdt;
Ga naar margenoot+ Ei, slaat eens weer uw oogen
Ga naar margenoot+ Van uwen hemel neêr,
Ga naar margenoot+ Met vaderlijk meedogen,
Ga naar margenoot+ En straft soo sterk niet meer.
2.
Soudt gy ons laten steken
Ga naar margenoot+ In treurigheit en noot,
Ga naar margenoot+ Uw Vaderhert moet breken,
Ga naar margenoot+ Uw liefd’ is al te groot.
Ga naar margenoot+ ‘t Ontbreekt u ook aan macht niet,
Ga naar margenoot+ Die in de hemel woont.
Ga naar margenoot+ Versmaadt dan uw geslacht niet,
Ga naar margenoot+ Al heeft het u gehoont.
3.
Geheiligt en verheven
Ga naar margenoot+ Werd’ uwen Naam voortaan,
Ga naar margenoot+ Door ons en onse leven,
Hoe ‘t ons dan ook mag gaan.
Ga naar margenoot+ Laat ons geen leet soo deeren,
Dat wy daarom uw naam
Ga naar margenoot+ Oit roekeloos onteeren,
Of doen ‘t geen niet betaam.
| |
[pagina 29]
| |
4.
Uw Koninkrijke kome. Ga naar margenoot+
Regeert ons, door uw Geest Ga naar margenoot+
En woort, dat alle vrome Ga naar margenoot+
U volgen onbevreest. Ga naar margenoot+
Bedwingt die u bestrijden, Ga naar margenoot+
Breekt Satans toorn, die nu,Ga naar margenoot+
In dese laatste tijden,Ga naar margenoot+
Soo groot is dat men gruw.
5.
Wat ons uw mont gebiede Ga naar margenoot+
Te lijden of te doen, Ga naar margenoot+
Uw heil’ge will’ geschiede. Ga naar margenoot+
Uw recht is goet den goên.Ga naar margenoot+
Hoe ook de werelt wemel’, Ga naar margenoot+
Ons’ yver brand’ als vier, Ga naar margenoot+
Gelijk sterk in den hemel,
Soo ook op aarden hier.
6.
Voort ‘t lichaam geeft ons heden Ga naar margenoot+
Ons dagelijksche broot.
Besorgt uw naakte leden,
En spijst s’ in hongers noot. Ga naar margenoot+
Verleent een drooge bete Ga naar margenoot+
Met vreed’, op dat uw volk Ga naar margenoot+
Niet meer met kommer ete, Ga naar margenoot+
Om d’ oorlogs duistre wolk. Ga naar margenoot+
7.
En, soo gy niet kont dulden Ga naar margenoot+
De sonden, die ‘t ons doen, Ga naar margenoot+
Vergeeft ons onse schulden, Ga naar margenoot+
En neemt uw Soon ten soen Ga naar margenoot+
Laat doch u toorn bedaren.Ga naar margenoot+
Vergeeft, gelijk ook wy Ga naar margenoot+
Al onse schuldenaren
Vergeven op een ry. Ga naar margenoot+
| |
[pagina 30]
| |
8.
Ga naar margenoot+ En, mits de snoô partyen
Van onse ziel sterk woên
Ga naar margenoot+ Soo wilt ons, tegen ‘t glyen,
Door uwe macht behoên:
Ga naar margenoot+ Leidt ons, ten schimp der loosen,
Niet in versoeking, maar
Verlost ons van den boosen,
Ga naar margenoot+ En sijn geweld’ge schaar.
9.
Ga naar margenoot+ Op dat uw glori blijke,
Ga naar margenoot+ Soo hoort uw volks gebeên,
Ga naar margenoot+ Want uw’ is ‘t Koninkrijke,
Ga naar margenoot+ En al de kracht alleen,
Ga naar margenoot+ Uw is de overwinning;
Ga naar margenoot+ En al de heerlikheit
Is door uw raatversinning,
Tot in der eeuwigheit.
10.
Ga naar margenoot+ Wy seggen altesamen
Ga naar margenoot+ Uit eenen mont, alreê,
Ga naar margenoot+ Op dit vertrouwen, Amen,
Ga naar margenoot+ ‘t Sal gaan na onse beê.
Ga naar margenoot+ Uw Soon, die selfs in ‘t midden
Ga naar margenoot+ Komt voor uw aanschijn treên,
Ga naar margenoot+ Heeft ons soo leeren bidden.
Ga naar margenoot+ Hoort hem dan in sijn reên.
|
|