Gezangen van Heilige en Godtvruchtige stoffe
(1687)–Willem Sluiter– Auteursrechtvrij
[pagina 271]
| |
Een moede ziel, die soo bevreest
Ja schier besweeken is geweest. Een
2. Ik was als tot in d'hell gesonken, Ga naar voetnoot+
En in een afgront schier verdronken
Van droefheit en mistroostigheit;
Ik sach geen troost voor my bereit.
3. Ik scheen door troosteloose klachten
(In mijn verdriet te moeten smachten;
Mijn sap en merg was uytgeteert, Ga naar voetnoot+
In somer-droogten heel verkeert.
4. Gy hebt my opgetrocken weder, Ga naar voetnoot+
Als ik soo troost'loos lag daer neder.
Gy hebt mijn ziele weer verquikt,
Wanneerse was by na verstikt.
5. In mijnen brand en groote droogten
Hebt gy op my uyt 's Hemels hoogten
Gegoten 't heylsaem water dat Ga naar voetnoot+
Een dor, en dorstig Hert bespat.
6. Een geest gebroken door veel smerte, Ga naar voetnoot+
Gebroken en verslagen herte
Sult gy, o Godt verachten niet,
Maer sulk een Offer gy aensiet.
7. Gy hebt het nu ook niet verstooten,
Maer lieffelijk daer in gegoten
Uw soete vreugden-Oly, Heer,
Die alles kan versachten weer. Ga naar voetnoot+
8. Als uwen Trooster my van binnen Ga naar voetnoot+
Vertroost, soo zijn mijn hert en sinnen
Als in een Hemelsch Paradijs
Op een on-spreekelijke wijs.
| |
[pagina 272]
| |
9. Wanneer gy doet de blijdschaps-tranen
Voortkomen als met water-banen,
Is mijne ziel geheel verheugt
En opgetrocken door geneugt.
10. Hoe tijdig is 't als gy in tijden
Van angst, verdrucking ende lijden,
Ons in barmhertigheit be-oogt!
't Is als de wolken in de droogt.
11. Want uwen troost is als een regen
Op mijn droog herte neergezegen,
Die zijnde lieffelik verspreit
Brengt voort de vreugt van dankbaerheit.
12. Doorwaeit mijns herten hof, o Heere,
Met uwen wind, dat t'uwer eere
Sijn specery koom voor den dag,
Soo dats' u lieffelik smaken mag.
|