Gezangen van Heilige en Godtvruchtige stoffe
(1687)–Willem Sluiter– Auteursrechtvrij
[pagina 269]
| |
In mijnen angst en quellery.
2. Hy heeft my door sijn mededoogen Ga naar voetnoot+
Uyt eenen kuyl die ruyscht en welt,
Uyt moddrig slijk weer opgetogen;
En op een rotz mijn voet gestelt.
3. Hy heeft een nieuwe liedt gegeven, Ga naar voetnoot+
Een Lof-gesang in mijnen mont:
Veel menschen sullen 't sien, en beven,
En op den Heere zijn gegront.
4. Welsalig is hy, die den Heere Ga naar voetnoot+
Tot sijn vertrouwen stelt; en niet
Na trotse, die tot leugen-leere
Van hem afwijken, ommesiet.
5. Mijn Godt, uw wondren en gedachten Ga naar voetnoot+
Hebt gy aen ons gemaekt seer veel;
Men kans' in ordre niet betrachten
Noch ooit verhalen in 't geheel.
6. Sal iks' uytspreken of verkonden, Ga naar voetnoot+
Soo sal doch seker haer getal
Zijn meenigvuldiger bevonden,
Dan dat ik die vertellen sal.
7. Een oogenblik was ik verlaten Ga naar voetnoot+
(Na mijn gevoelen) van den Heer:
Maer met ontferming boven maten
Heeft hy my nu vergadert weer.
8. De Heer en sal niet altoos twisten, Ga naar voetnoot+
Noch eeuwiglik verbolgen zijn.
Hy toont na duystre nevel-misten
Haest weer een heldre Sonne-schijn.
9. Een oogenblik is in sijn tooren; Ga naar voetnoot+
Een leeven in sijn gunstigheit:
Des avonts, laet 't geween sich hooren;
Maer 's morgens is 't gejuyg verspreit.
| |
[pagina 270]
| |
10. Hy doodet en maekt levend' weder
Door sijne liefd en groote kracht;
Hy doet ter helle dalen neder
En weer uytkomen uyt den gracht.
11. Ik dank u dat gy van te voren
Waert toornig tegen my, o Heer:
Maer nu is afgekeert uw tooren,
En gy vertroost my vriendlik weer.
12. 'k Sal in uw goetheit my verblijden,
Om dat gy mijne groot' elend'
Hebt aengesien met mede lijden,
En mijne ziel in angst gekent.
13. Gy gaeft my niet in 's vyants handen,
Die met gewelt quam op my aen,
Gy hebt mijn voeten, 't sijner schanden,
Doen veylig in de ruymte staen.
14. Gy sult ook uw barmhertigheden
Van my onthouden nimmermeer:
Laet uwe trouw' en goedigheden
Geduurig my behoeden, Heer.
|
|