Gezangen van Heilige en Godtvruchtige stoffe
(1687)–Willem Sluiter– Auteursrechtvrij
[pagina 63]
| |
2. Al die door haere sond'
Oit waeren swaer gewond,
Die naemt gy aen ter selve stond,
Als sy met een boetveerdig hert
U openbaerde haere smert.
3. Soo sult gy oock dan nu
Gewis erbarmen u,
Noch van de sondaers wesen schu.
Wanneerse door geloof en boet Ga naar voetnoot+
U ernstig vallen noch te voet.
4. Op dit vertrouwen, Heer,
Werp ick my voor u neer:
Gy weet seer wel wat ick begeer;
Mijn hert, dat schier van smerte breeckt,
In plaets van mijne lippen spreeckt.
5. Mijn sond' veroordeelt my
Rechtveerdiglijck, maer gy
En uw' verdienst my maken vry.
Om mijne sond' te niet te doen,
Geeft gy u selve tot rantsoen. Ga naar voetnoot+
6. De Satan door veel nydt,
Afgunstigheid en spyt,
My mijne groote schuld verwyt:
Maer hy van u geoordeelt is Ga naar voetnoot+
Daerom is sijnen aenslag mis.
7. De Wet komt hier noch by,
En overtuyget my,
Dat ick niet dan vervloeckt en zy: Ga naar voetnoot+
Maer gy een vloeck geworden zyt Ga naar voetnoot+
Voor my, dat maeckt my weer verblydt.
8. Wie dat my oock verdoemt,
En als verworpen noemt;
Mijn Ziel in uw genade roemt,
Die met soo stercke stralen schijnt,
Dat, wat haer tegen is, verdwijnt.
|