Gezangen van Heilige en Godtvruchtige stoffe
(1687)–Willem Sluiter– Auteursrechtvrij
[pagina 55]
| |
De schrik van Gods toorn.Stem: Psalm 12. of 110. of aldus.
O Heer! en straf my niet in uwen tooren, Ga naar voetnoot+
Kastijd my niet in uwe grimmigheid.
O groote God! wie kan uw' brullen hooren!
Och! wy vergaan door uw' verbolgentheid. Ga naar voetnoot+
2. Wie kent genoeg uws toorens stercke krachten? Ga naar voetnoot+
Uw grimmigheid, na dat gy vreeslijck zijt?
Wy konnen 't niet na sijnen eisch betrachten;
Sy overtreft al ons' bedencken wijdt.
3. De gramschap van een aerdsch en sterflijck Koning Ga naar voetnoot+
Is als 't gebrul van eenen jongen Leeuw:
Wat sal 't dan zijn, als gy uit uwe wooning Ga naar voetnoot+
Van boven af uit-dondert u geschreeuw?
4. In uwen toorn komt gy den mensch ontmoeten Ga naar voetnoot+
Gelijck een Beer berooft van sijnen Welp,
| |
[pagina 56]
| |
Wiens grimmigheid geen soet gesmeeck kan boeten:
Gy scheurt, en daer is niemant die ons help.
5. Door d'adem van u lippen kont gy dooden,
En door de roed uws monts de aerde slaen.
O God, de Zee en diep' Afgronden vlooden,
En beefden, als s' u krachten sagen aen.
6. De Bergen voor u sidderen en sneeven,
De Heuvelen versmelten: en de Aerd
Die licht haer op; gy doet de Wereld beeven:
Wie sal niet voor u gramschap zijn vervaert?
7. Wie sal het voor de hitt' uws toorens herden?
Uw grimmigheid als vyer is uytgestort,
De Rotzen selfs van u vermorselt werden.
Hoe valt voor u mijn swackheid dan te kort!
8. Sult gy aldus ontsteken en verbolgen
Verbryselen een weg-gedreven bladt;
Een droogen halm en stoppel soo vervolgen?
U vlam heeft al te licht daer in gevat.
O God mijns heils, wilt my doch weder brengen,
En doet te niet uw gramschap over my.
En op dat my haer vlammen niet versengen,
Soo keertse dat sy mogen gaen voorby.
|
|