Gezangen van Heilige en Godtvruchtige stoffe
(1687)–Willem Sluiter– AuteursrechtvrijDe boetvaardige wenst zyn zonden te beweenen.
Stem: Psalm 91. Die in Godes bewaaring sterk.
| |
[pagina 54]
| |
Kan zijn bedroeft, so dat ick ween,
En schrey uyt 's herten gronden.
4. O tranen van oprechte boet,
Waer meugt gy doch vertoeven?
Al koomt gy met een groote vloet,
Gy sult my niet bedroeven.
5. O tranen waerde tranen koomt,
Want ick verlang met smerte,
Dat gy als water-beken stroomt
Uyt mijn verbruyselt herte.
6. O heilsaem nat, dat God vergaert
Als balssem in sijn flesschen,
Gy kont door uwen wond'ren aert
Den brandt mijns herten lesschen
7. O Jesu! die selfs hebt geschreyd
Tot medelyd' bewogen,
De tranen der boetveerdigheid,
Wilt perssen uyt mijn oogen:
8. Ick kan doch sonder uw' gena
Niet eenen droppel gieten;
Maer als gy wilt, sy moeten dra
Als stroomen daer heen vlieten.
9. Hoewel dat ick nu niet en kan
Uw' voeten nat beweenen,
Soo wijck ick nochtans daer niet van
Met suchten ende steenen:
10. Mijn hert alreed' in tranen swemt,
O dats' uyt d'oogen braken!
't En souw soo seer niet zijn beklemt,
Maer haest verlichting smaken.
11. O God! gy die den Key-steen doet
Een Water-bron voort-bringen,
Die door uw' kragt een Water-vloedt
Doet uyt den Rots-steen springen;
12. Slaet op mijn hert met uwen Staf,
Op dat mijn oogen konnen
Van mijne wangen storten af
Geheele Water-bronnen.
|
|