Eibergsche sang-lust
(1680)–Willem Sluiter– AuteursrechtvrijOp de wijse van Psalm 100. Gy volkeren des aardrijks al. Of Psalm 134. Alle gy knechten des Heeren. Of; Christe, die du bist dag en licht.1.
Ga naar margenoot+Elk heeft sijn gaven van den Heer,
D'een dus, en soo een ander weer:
Ga naar margenoot+Alsoo heeft elk sijn kruis van Godt,
D'een dit, en d'ander dat swaar lot.
2.
Daar is geen huis, of 't heeft sijn kruis,
Doch niet met even groot gedruis:
Ga naar margenoot+Des eenen kruis is openbaar,
Des and'ren wordt men niet gewaar.
3.
D'een lijdt wat minder, d'aar wat meer,
Nu dit en dan het ander weer.
| |
[pagina 68]
| |
Dees' heeft en klein kruis, die een groot;
Dees' een van hout, en die van loot.
4.
Dees' heeft alleen een enkel kruis,
Ga naar margenoot+En die een dubbel in sijn huis.
Doch niemant isser die niet klaag',
Als of hy 't swaarste kruice draag.
5.
Ga naar margenoot+Elk dunkt, ten aansien van het sijn',
Eens and'ren kruis maar licht te zijn,
En wenscht wel, dat hy dragen mogt
Sijns naasten kruis, doch onversocht.
6.
Soo ieders kruis te merkte quaam,
En menig daar sijn keur uit naam,
Welk allerlichtst lag' op sijn le'en,
Hy ging wel met sijn eigen heen.
7.
Indien gy 't kruis des genen hadt,
Dien gy misschien gelukkig schat,
Ga naar margenoot+Gy wiert wel haast den last gewaar,
Als voor uw schouders al te swaar.
8.
Een ander wenscht wel wederom,
Dat voor sijn kruis het uwe kom.
Ga naar margenoot+Elk voelt haast waar 't hem selve deer',
Maar hinkt niet van een anders seer.
9.
't Staat elk niet voor sijn aangesigt,
Wat swaart' hem op sijn herte ligt.
Ga naar margenoot+Ook menigmaal heeft menig hert
In 't midden van het lachen smert.
10.
Ga naar margenoot+Elk drage, met geduldigheit,
Het kruis van Godt hem opgeleit.
| |
[pagina 69]
| |
Draagt gy het uw', en ik het mijn',
En elk, wie 't wesen mag, het sijn'.
11.
Een kruis verkiesen na sijn sin
Is inder daat doch niet veel min,
Als of men ganschen 't eenemaal
Bevrijt wou zijn van kruis en quaal.
12.
Ga naar margenoot+Elk neme Christus kruis-kelk dan,
En drink'er, sonder morren, van:
Godt weet, wat drank meest heilsaam zy
Voor dees', door die, voor u, voor my.
|
|