Buiten- eensaem huis- somer- en winter-leven
(1687)–Willem Sluiter– AuteursrechtvrijStem: Wan mein stundlein fur handen ist. Of: O wonder! boven wonder groot. Aldus.Die tegen 't sterven al by tijdt
| |
[pagina 143]
| |
Zijn herte wel bereidet,
Sal onvertsaeght zijn en verblijdt,
In d'uur wanneer hy scheidet:
De dood is hem een wel-kom gast
Die hem niet on-voorsiens verrast
Maer langh al is verbeidet.
Maer langh, maer langh, maer langh al is verbeidet.
2. Hy weet, dat desen gast bevel
Van Godt is meed' gegeven,
Om hem te brengen uit gequel
In 't eeuwigh saligh leven,
Waer by al 's werelds luister is
Niet als een dicke duisternis:
Waer toe dan 't tegen-streven?
3. Maer een verydelt wereldsch mensch,
Die al sijns levens dagen
| |
[pagina 144]
| |
Heeft hier alleen gesocht sijn wensch,
En kan niet dan vertsagen,
Als deese gast, heel onverwacht,
Ga naar voetnoot+Als een schult eisscher hem met kracht
Sal snel en fel na jagen.
Ga naar voetnoot+4. Dan is 't: o dood, o bitt're dood
Voor een die leefd' in vrede,
En die noch at men lust sijn broodt,
Dien 't alles hier gingh mede!
O onverbiddelicke boo',
Van wien ick hooren mocht soo noo',
Zijt ghy nu hier alrede?
5. Dan siet hy, hoe hem jammerlick
De wereld heeft bedrogen,
En vreest, dat hy nu haest met schrick
In d'hel sal zijn getogen.
O! hadd' hy dan doch weer de tijdt,
Die hy is in de sonden quyt!
Maer neen; die is vervlogen.
Ga naar voetnoot+6. O mensch, leer 't sterven eer gy sterft,
Zijt staegh bereidt mids-desen:
De dood, die 't quaedt geweten kerft,
En sult gy dan niet vresen;
Maer sult als van dit leven moe
In Christo sluiten d'oogen toe,
Om by hem steeds te wesen.
|