Kindje's zonneboekje
(1928)–Jan Sluijters– Auteursrecht onbekendvan zon en zang en kleine kindertjes
[pagina 28]
| |
[pagina 29]
| |
Hier staat Jan,
Die weet ervan.
Die zal 't jelui vertellen gaan.
Als je allen stil wilt staan!
Toen kwam de kat, die lacht, die guit!
Toen was de preek op eenmaal uit.
| |
[pagina 30]
| |
Klis klas kloentje,
Zoo heet mijn hoentje.
Hoentje dat vroeg aan mij,
Komt er geen haantje bij?
Klis klas kloentje,
Zoo heet mijn hoentje.
Haantje dat vroeg aan mij,
Komt er geen gansje bij?
Waggelhans, zoo heet mijn gans.
Kukelaan, zoo heet mijn haan.
Klis klas kloentje,
Zoo heet mijn hoentje.
| |
[pagina 31]
| |
Gansje dat vroeg aan mij,
Komt er nog geen schaapje bij?
Wollenknaap, zoo heet het schaap,
Waggelhans, zoo heet mijn gans.
Kukelaan, zoo heet mijn haan.
Klis klas kloentje,
Zoo heet mijn hoentje.
Schaapje dat vroeg aan mij,
Komt er geen varkentje bij?
Knor knor knarken,
Zoo heet het varken.
Wollenknaap, zoo heet het schaap,
Waggelhans, zoo heet mijn gans.
Kukelaan, zoo heet mijn haan.
Klis klas kloentje,
Zoo heet mijn hoentje.
| |
[pagina 32]
| |
Het varkentje vroeg aan mij,
Komt er geen kalfje bij?
Koetje-half, zoo heet het kalf,
Knor knor knarken, zoo heet het varken,
Wollenknaap, zoo heet het schaap,
Waggelhans, zoo heet mijn gans,
Kukelaan, zoo heet mijn haan,
Klis klas kloentje, zoo heet mijn hoentje.
Het kalfje vroeg aan mij,
Komt er geen koetje bij?
Boeboeboe, heet de koe,
Koetje-half, zoo heet het kalf,
Knor knor knarken, zoo heet het varken,
Wollenknaap, zoo heet het schaap,
Waggelhans, zoo heet mijn gans,
Kukelaan, zoo heet mijn haan,
Klis klas kloentje, zoo heet mijn hoentje.
| |
[pagina 33]
| |
't Koetje, dat vroeg aan mij,
Komt er geen paardje bij?
Vlug-van-aard, heet het paard,
Boeboeboe, zoo heet de koe,
Koetje-half, zoo heet het kalf,
Knor knor knarken, zoo heet het varken,
Wollenknaap, zoo heet het schaap,
Waggelhans, zoo heet mijn gans,
Kukelaan, zoo heet mijn haan,
Klisklaskloentje, zoo heet mijn hoentje.
| |
[pagina 34]
| |
Kleine, kleine grijze musch
Met zijn heel klein staartje,
Klopt parmantig aan de deur
En het vraagt: hoe vaart je?
| |
[pagina 35]
| |
Appeltjes rood en appeltjes rond,
Zijn voor 't kindje zoo gezond.
Appeltjes rood en appeltjes rond,
Vallen zoo maar op den grond.
Appeltjes rood en appeltjes rond,
Komen in mijn kindjes mond.
| |
[pagina 36]
| |
Ik ga slapen, ik ben moe,
Ik doe mijn beide oogjes toe.
Lieve Heer, houd deze nacht
Over mij getrouw de wacht.
| |
[pagina 37]
| |
Regendropje, Regendropje,
Val maar op mijn bloote kopje,
Regen maar zooveel het kan,
Vader zegt: daar groei je van.
| |
[pagina 38]
| |
Zoo rijden de vrouwen,
Met haar lange mouwen.
Zoo rijden de heeren,
Met hun mooie kleeren.
| |
[pagina 39]
| |
Zoo rijdt de akkerman,
Die niet beter rijden kan.
Hoppel - de - poppel - de - pop.
|
|