| |
| |
| |
De groote, vrye, republykse echo, weerkaatsende op 't leeven en doot van de heeren Pieter van Houten, en Richard Saab; gewesene borgermeesteren der stad Amersfoort.
PRED: V. vers 7.
WAt Lyktoon stygt uit de Amersfoortse muuren,
Voor dag en dauw, en wekt de nagebuuren
Meêdogent op! of dwaalt myn wufte brein?
Sou Amersfoort, gelast haar leet te kroppen
En met den mont de bloetbron toe te stoppen,
Soo koen syn? Neen! daar bruist de klaag-fontein
Uit haare Wel! Die sugten op wil sluiten,
Tree blint ter Vierschaar in, of hou sig buiten.
| |
| |
Wie swygt 'er, als de waarheit 't hart moet breeken?
Swyg leugenmont! de Steenen sullen spreeken,
Nu 't laauwe bloed hen overstort: maar sagt!
Dit bloed, geplengt voor 't Regt, voor Wees, en Weeuwen,
Sal meer om wraak dan 't bloed van Abel schreeuwen!
't Komt langsaam dat op 't zekerst wort verwagt!
't Komt seker als Gods heilwet word geschonden,
Daar 't Landtregt hangt aan 't selve snoer gebonden.
Dat vrye bloet, ontheft van strenge boeien,
Sal met een stroom in 't hart des Regters vloeien,
Die nu soo trots de strenge Vierschaar spant.
Kan 't wreed Gemoed dien groten brok verslinden!
Het zal eerlang zyn eigen straffe vinden;
Meer dan een Graf, wanneer 't Geweten brant,
Verschrikt door 't Vuur van helsche swavelpoelen,
Daar Water nooit de Vlammen van verkoelen!
Hoe treft dit leet aan al de Bongenooten,
De Pylen in het Sevental geslooten!
Zy zien een Lid gekrenkt, verseert, vertrapt!
Moet niet de Pyn, wanneer de Voet, aan 't swellen,
| |
| |
Van smarte knaagt, het gansche lyf ontstellen!
Hier zien wy 't bloed uit de aderen getapt!
De weemoed doet elk op de Grafserk schreien,
Die niet vermogt den Lykstoet te geleien!
Siet dan ons oog een Golgotha verreesen
Voor 't oog der Son! de Vaderen verweesen
Gedoemt, helaas! te knielen voor den slag!
Hun hals gestrekt om 't smadig sweert te kussen!
Uw bannelingen als verjaagde mussen!
De blaam van roof, of wat men noemen mag,
O Amersfoort, wy als ons eigen smaaken;
Dees Echo doet de lugt en wolken kraaken!
't Herhalen van de deugden uwer vrinden
Van wakk'ren SAAB, van HOUTEN Gods beminden;
Slaat wond op wond, en vreet als kanker voort!
Gy Bethlehem! de kleinste van uw Broeders,
Uw Rama wekt meer Rachels, meerder Moeders,
Daar is een stem van Broederslagt gehoort!
Herodes mag op Kindermoorders prachen,
Gedaagden 'k sie uw uitvaart al belachen!
| |
| |
De ontsteltenis, dat naar en dootse weesen
By Oud en Jong, soo schielik opgereesen:
De schrik, soo diep geprent in ieders hert,
Sal 't nageslacht noch strekken voor getuigen,
Hoe deese twee onnooslen nederbuigen,
Wier jongste woort van God gebillikt wert;
Als op syn wil al de Elementen kraaken,
Wie slaapt, als u Gods vinger op doet waaken?
Schenk brave Suster uwen liefsten broeder
Dien laatsten teug, ô kind'ren eener moeder!
Druk duisentmaal dit overbloedig Hooft!
Vang in uw slip de dropp'len, die hier rollen,
't Sal voor uw hals tot een karkantsnoer stollen;
Wier Luister door geen vlakken wordt gedooft.
Dog is 't te swaar om aan uw' hals te hangen?
Het overschot wy in den schoot ontfangen.
Het bitter van syn Vyanden geschonken,
Verkeert in zoet door 's Heilants liefdevonken,
Daar 't Lam bereid het eeuwig vreugdemaal!
Schoon 't Lighaam wierd gekluistert in de banden;
| |
| |
De Ziel bleef vry, vloog in syn Maakers handen,
En plaatste zich in Jesus Hemelsaal!
Daar Hy op 't Witte Paart syn trouwe knegten
Het oordeel geeft ter uitvoer syner regten.
Wat klaagt gy Weeuw, of Vaderloose kinderen?
Gy ruilt met God! die Woeker kan niet hinderen:
Oogt liever na die Zegeryke reis!
Vangt als Eliza by den stroom, den zeegen,
Op Elia zyn mantel vastgereegen,
Ten Testament, syn wil en laatsten eisch!
Hoor 't laatste woort aan Jesus lievelingen:
Gy heden blyft getuigen deser dingen.
Schept moed! schept moed! verdrukte voortgedreeven,
Te syner tyt sal God een rustplaats geeven;
Hy keert de kroon wel driemaal om en 't om!
Hy laat voor treurigen een ligt opklaaren,
Daar 't blydschap is weer naare schimmen waaren;
Syn Vierschaar schift het regte van het krom,
Begunstigt hem, die voorregt heeft om te erven,
En 't Moorders Rot den Stoel der eere derven,
Geen Republik
Past Jok, of strik.
|
|