1. | Dat de Middelnederlandse letterkunde aan het einde van de negentiende eeuw in de klaslokalen terechtkwam en een vaste plaats in het literatuuronderwijs kreeg, is waarschijnlijk voor een belangrijk deel een onbedoeld gevolg van de overheidsmaatregel dat vanaf 1876 op het gymnasium alleen mensen met een kandidaatsexamen Nederlandse taal- en letterkunde les mochten geven. |
| |
2. | Het verdient aanbeveling om de ‘concentrische ordeningsvorm’ van het literatuuronderwijs - het gedurende enkele jaren steeds opnieuw chronologisch behandelen van de hele literatuurgeschiedenis aan de hand van teksten die opklimmen in moeilijkheidsgraad - op resultaat te onderzoeken. |
| |
3. | Ten aanzien van het literatuuronderwijs in de Tweede Fase is de verhouding tussen gestelde doelen en beschikbare tijd ver uit balans. |
| |
4. | Teneinde jongeren te stimuleren in (multi-)cultureel opzicht verder te kijken dan hun neus lang is, dient historische bewustwording een belangrijke doelstelling van het historische-literatuuronderwijs te zijn. |
| |
5. | Met het oog op de toekomst zou geschiedenis in het gehele voortgezet onderwijs weer een verplicht vak moeten worden. |
| |
6. | De West-Europeanen die excuses hebben aangeboden aan de staat Turkije vanwege door hun voorouders tijdens de kruistochten veroorzaakt leed, geven niet veel blijk van historisch besef. |
| |
7. | De veronderstelling van F. Lulofs dat vers 680/1 van de Reinaert oorspronkelijk luidde: ‘Ende hi poghede dat hi brac / die wegghen beede uter eecken’, waardoor niet Reinaert maar Bruun subject is, is plausibel. n.a.v. F. Lulofs (ed.), Van den vos Reynaerde, 2e dr., Groningen 1991, p. 219-220. |
| |
8. | Het zou een standaardroutine moeten worden voor elke onderzoeker van middeleeuws tekstmateriaal om, alvorens zich over thema's en motieven te buigen, in alle afschriften na te gaan of er tekststructurerende vormkenmerken aanwezig zijn.
n.a.v. H. Slings, ‘De Negen Besten ontcijferd’, in: Queeste 1 (1996) 3, p. 25-42. |