toen ik met Loken en Bruno, Mietriene en hare allerliefste kleinkinderen persoonlijk kennis maakte.
Tist van Peerjan trouwde werkelijk met schele Joh van den koster te Oorderen. Die echtvereeniging, hals over kop gesloten, om Loken het bewijs te leveren, hoe weinig hij aan haar hield, was niet voorspoedig. Schele Joh viel niet gemakkelijk. Nog gieriger, afgunstiger en ikzuchtiger dan de pachter, maakte zij haren man en haren schoonvader het leven zoo zuur, dat zij weldra alle reden hadden om de overhaasting te betreuren, waarmede zij bij het sluiten van den koop met zulke helleveeg waren te werk gegaan.
Aan Marus beleefden de Claessensen insgelijks veel verdriet. Alle maanden schreef hij regelmatig om geld; en zonden zij 't niet, dan dreigde hij naar België te komen, om zich gevangen te stellen en hen aan te klagen. Eerst nadat hij in een gevecht tegen de Kabylen gesneuveld was, ademden zij wederom vrij. Ongelukkig was hun fortuin toen reeds door dikwijls herhaalde opzendingen sterk besnoeid; en daar zij gewoon waren geworden hun huiselijk leed in de herberg af te drinken, liepen allengs, door slecht beheer, hunne zaken erbarmelijk in de war. Van hun vorig aanzien vervallen, waren zij tot den rang van armzalige ossenboerkens afgedaald, en wat dat in den polder met de zware kleigronden, waar een landbouwer schier zonder paarden niet doorkan, zeggen wil, weet iedereen.
Daarentegen stond Bruno door zijn fortuin, zijn ver-