Kronyken der straten van Antwerpen. Deel 1
(1843)–Domien Sleeckx– Auteursrechtvrij
[pagina I]
| |
Voorwoord.Dat ons het werkje getyteld Chroniques des rues de Bruxelles, en vooral de eervolle uitnoodigingen van eenen onzer taelminnende vrienden, den heere Frans De Wolf, de eerste gedachte dezer Kronyken hebben doen opvatten, willen wy volgaerne bekennen; dat wy echter met de straten onzer stad op dezelfde wyze, als de heer Colin de Plancy met die van Brussel gedaen heeft, moesten handelen, is ons in het geheel niet noodig voorgekomen, en zie hier onze reden: De geestige schryver van de Chroniques des rues de Bruxelles, zocht, en dit weten wy goeddeels, in verzamelingen van kleine vertellingen en sprookjes, (Miscellanées) die aen Brussel zoo vreemd als aen Konstantinopelen waren, die stukjes op, welker onderwerpen hem met de straten der hoofdstad wel schenen overeentekomen, deed daer dan zoo goed mogelyk de namen dier straten uit voortspruiten, en bragt zoo eindelyk een geheel te voorschyn, dat hy niet alleen voor | |
[pagina II]
| |
eene echte kronyk, maer zelfs voor eene zoogezegde geschiedenis van Brussel wilde doen doorgaen.Ga naar voetnoot(*) Daer wy met de jaerboeken onzer centralisatiestad niet byzonder bekend zyn, kunnen wy niet genoeg oordeelen, tot hoeverre zy die handelwyze behoefde; maer Antwerpen zich niet in dit geval bevindende, en mogelyk de rykste stad van geheel België aen plaetselyke herinneringen zynde, had men het ons te regt als eene vermetele moedwilligheid kunnen rekenen, indien wy belangryke punten onzer geschiedenis voor onbeduidende samenstellingen of vreemde vertellingen hadden verwisseld. Ziedaer dan ook dereden waerom elk onzer verhalen ten minsten eene geschiedkundige gebeurtenis, eene overlevering of eene volksprook voor grondsteen heeft. Of wy, dus doende, ons werk belangryker hebben gemaekt, zal, hopen wy, niemand in twyfel trekken: de lezer oordeele of het er beter om zy geworden.
Antwerpen, 1843. |
|