Yoeng poe tsjoeng(1933)–J. Slauerhoff– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 39] [p. 39] Verlangen naar eenzaamheid Ik wilde alleen zijn met mijn droefenis En ik verberg mij in het hooge gras: Vergeefs! mijn tranen stroomen; een smal beekje Loopt van zijn hol naar het bewoonde dal. Mijn smartkreet omsluit den roep der vogels. Waarom kan men niet lijden ongehoord En ongezien, terwijl men toch alleen, Alleen den langen levensweg moet gaan En toch nooit leven kan alleen? Altijd Zijn ouders, broeders, zusters, zoons en dochters Aanwezig en bewijzen zorg en aandacht. Ontvlucht men in een tempel, dan moet men Voorouders offers brengen, aandacht wijden Om door demonen niet omstuwd te worden. O, alle mijn goedren wilde ik offeren Om met mijn droefenis alleen te zijn. (Tu Tu) Vorige Volgende