Yoeng poe tsjoeng(1933)–J. Slauerhoff– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 33] [p. 33] Het Nachtasyl te Hang Sjow Een uitgestrekte vacht bedekt ons allen. Door een der honderd gaten steekt ons hoofd. De lijven koestren in gesloten warmte. Ongaarne halen wij het hoofd uit 't gat, Maar voor zonsopgang, bij den derden gongslag, Rolt zich de deken naar de zoldring op. Vanmorgen kon een oude zwerver zich Niet worstlen uit zijn slaap, hij werd gehangen: Zijn mager lichaam bengelt in de lucht. Zijn geest vlood plotseling naar 't schimmenrijk, Een zaalge dood, zelfs wierook werd zijn deel, Een roover die zijn slag sloeg, gaf de stokjes. Wanneer ons 't geld voor 't nachtverblijf ontbreekt Moeten wij sterven; bij het ochtendgloren Vindt men ons doodgevroren bij een boom. (Als wij niet slapend in een vijver zakten.) Vorige Volgende