Yoeng poe tsjoeng(1933)–J. Slauerhoff– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 19] [p. 19] De tuin der martelingen De hooge muren zijn beplant met scherven, Een diepe gracht gaapt voor de hooge poort. Zoodat slechts vogel, wolken, sterren, Zien kunnen hoe zij traag, schoon, sterven. Hoe het bloed een wit bloembed Omtoovert in fluweelzacht rood. Maar ik heb toch menigen gil gehoord. En 't kermen, zenuwsloopende muziek, Wanneer de klokken krampverwekkend luiden, over de leliezachte huiden Een rilling als een rimpeling verloopt. Dan komt de beul wel met een reigerwiek In bijtend zuur gedoopt En schildert bloesems op de zijde... Hoe moet ik de vogels benijden! Vorige Volgende