| |
| |
| |
De C-groep
De derde groep documenten bevat acht voorontwerpen van gedeelten uit Het leven op aarde. Hiervan neemt document C-VIII een aparte plaats in; het komt verderop aan de orde. Om de chronologische volgorde te bepalen van de eerste zeven, moeten we vooral letten op de eigennamen in de tekst, zowel van de steden als van de personages. Al werkende aan zijn roman, veranderde Slauerhoff deze namen herhaaldelijk. Zo hebben we al gezien, dat Tsjong King aanvankelijk Tse King wordt genoemd. Daarnaast kan de voltooide tekst ons tot richtsnoer dienen. Hoe verder het ontwerp van deze tekst afstaat, hoe ouder het document is.
Langs deze weg kan worden vastgesteld, dat vrijwel alle zeven documenten ontstaan moeten zijn in de volgorde waarin ze in de roman zijn verwerkt. Slechts van één zeer kort fragment, C-III, blijft de plaatsing onzeker, omdat van de eigennamen die erin voorkomen slechts één ook elders wordt gebruikt en omdat ook overigens geen vergelijking met de andere documenten mogelijk is. Maar aangezien er evenmin reden is om aan te nemen, dat Slauerhoff dit fragment op een ander tijdstip zou hebben geschreven dan toen het bij de afwikkeling van de roman aan de orde moest komen, wordt dit document toch daar in de C-groep geplaatst waar de volgorde van de episoden erom vraagt.
Document C-I correspondeert met Het leven op aarde, Forum, III, mei 1934, blz. 433, regel 36, tot juni 1934, blz. 566, regel 34, dat is Verzamelde Werken, VI, Hoofdstuk VII, blz. 85, regel 14, tot blz. 95, regel 5 van onder. Tsjong King heet hier nog Tse King. Fong Sjen heet Hai Tan. Lang Tsjeou wordt eerst (waarschijnlijk) Cheng Chow genoemd, vervolgens (waarschijnlijk) twee maal Tung Chow en ten slotte Tsung Chow. Sylvain wordt nergens vermeld, ook niet onder degenen die naar de liederen en verhalen luisteren in de heldere sterrennacht op de buiten haar oevers getreden rivier (vergelijk de tweede helft van blad [3] met Verzamelde Werken, VI, blz. 89-90), noch onder degenen die met de karavaan uit Tung Chow/Lang Tsjeou vertrekken (vergelijk blad [7] met Verzamelde Werken, VI, blz. 95).
Document C-II correspondeert met Forum, III, mei 1934, blz. 433, regel 36, tot juni 1934, blz. 577, regel 3, dat is Verzamelde Werken, VI, Hoofdstuk VII, blz. 85, regel 14, tot Hoofdstuk VIII, blz. 106, regel 16. Tot blad 32 wordt de naam Tse King gebruikt, daarna heet de stad Tschong King. De naam Tsung Chow is nu vervangen door Lang Tsjeu of Lan Tscheou. Fong Sjen heet nog steeds Hai Tan. Sylvain, ten slotte, wordt tot blad 32 nog steeds niet genoemd, dan echter komt hij opeens wel voor, alsof hij nooit ontbroken had. Godonow heet hier opeens een paar maal Holbein, of misschien Holbers.
Document C-III correspondeert met Forum, III, juli 1934, blz. 605, regel 24, tot blz. 607, regel 6, dat is Verzamelde Werken, VI, Hoofdstuk IX, blz 115, regel 6, tot blz. 116, regel 26. Vergelijking met andere documenten is hier niet mogelijk. Wel komt de plaatsnaam Tse King voor.
Document C-IV correspondeert met Forum, III, oktober 1934, blz. 968, regel 37, tot blz. 1005, regel 21, dat is Verzamelde Werken, VI, Hoofdstuk XIII, blz. 171, regel 31, tot Hoofdstuk XVI, blz. 209, regel 26. Voor de stad wordt hier uitsluitend de naam
| |
| |
Tschong King gebruikt. Sylvain speelt dezelfde rol als in de roman. Fong Sjen heet niet meer Hai Tan, maar Liang-ti. De gastheer van Sylvain in Tsjong King heet nog niet Tsjeng, maar Tsing. De naam van de dienares van Fong Sjen, het tijdelijke vriendinnetje van Cameron, luidt eerst Téon Ngo (blad 12), daarna Ngan Tseu (blad 21 en 22) en Ngan Tsu (blad 28 en 29), en verandert ten slotte in Ngan Tse (blad 29), zoals zij ook in de roman zal heten.
Document C-V correspondeert met Forum, III, oktober 1934, blz. 1006, regel 3 tot en met regel 25, dat is Verzamelde Werken, VI, Hoofdstuk XVI, blz. 210, regel 9 tot en met 31. Het bestaat slechts uit één schriftvelletje. Het bevat geen van de bovengenoemde namen, omdat ze niet in de beschreven scène voorkomen, ook niet in de roman. Het is echter duidelijk dat de tekst aansluit bij het eind van document C-IV, en vóór C-VII is geschreven.
Document C-VI correspondeert met Forum, III, augustus 1934, blz. 735 tot en met blz. 752, dat is Verzamelde Werken, VI, Hoofdstuk X, blz. 127, regel 1, tot Hoofdstuk XI, blz. 145, regel 3. De tekst is vrijwel gelijk aan die van de roman. De stad heet Tschong King. De gastheer van Sylvain heet nog niet Tsjeng, maar Tsjing (blz. 45), Tsing (blz. 47) of Oom Tsing (blz. 65). De personages Liang-ti/Fong Sjen en Ngan Tse komen in dit romangedeelte niet voor.
Document C-VII correspondeert met Forum, III, oktober 1934, blz. 968, regel 37, tot blz. 1019, regel 19, dat is Verzamelde Werken, VI, Hoofdstuk XIII, blz. 171, regel 31, tot blz. 224, regel 8, het slot van Het leven op aarde. De meeste namen zijn dezelfde als in de roman. Alleen Fong Sjen heet nog steeds Liang-ti, en Tsjeng wordt als Tseng geschreven. De dienares van Fong Sjen heet overal Ngan Tse. Grotendeels staat deze tekst even dicht bij de roman als die van document C-VI.
Voor de datering gaan we uit van de biografische gegevens die het schrijven van Het leven op aarde betreffen.
Zoals we al hebben gezien, bestudeert Slauerhoff, met het oog op zijn roman, Géographie universelle, waarschijnlijk van september 1932 tot begin 1933. Daarop volgen, nog in 1933 wellicht, Sociétés secrètes en Chine van B. Favre, China van P. Arthur Segers en de anthologie van Chinese literatuur van Sung-nien Hsu.
Op 9 juli 1933 schrijft Slauerhoff aan zijn vriend Terborgh: ‘Ik werk (...) aan het 2e deel van het “Verboden Rijk” [dit is Het leven op aarde], dat, hoop ik, dit jaar af zal komen. Mijn schip de Amstelkerk ligt voor 2 maanden in het dok. Ik heb dus vrij. De gage gaat deels door.’ (F.C. Terborgh, Slauerhoff. Herinneringen en brieven, blz. 13)
In december 1933 vatten Slauerhoff en Albert Helman het plan op samen enige tijd te gaan werken in het huisje van Helman, niet ver van Barcelona. Over die decembermaand vertelt Helman:
‘Dan gebeurde voor ons vertrek nog het volgende, dat mij zeer sterk is bijgebleven, ofschoon ik pas veel later de betekenis ervan te weten gekomen ben. (...) Slauerhoff stond voor mijn radiotoestel en vroeg geheel onverwachts: “Weet je ook hoe zo'n ding in elkaar zit?” “Zo ongeveerwel.” “Zou het mogelijk zijn,” vroeg hij toen verder, “dat iemand die ergens in de wildernis een stuk draad en een paar lampen vindt, daaruit een
| |
| |
radio-apparaat kan bouwen?” Mijn mening was: “Dan moet hij toch wel heel handig zijn.”
‘“Is het helemaal uitgesloten?” vroeg hij nadrukkelijk. Helemaal uitgesloten vond ik het ook weer niet. En daarmee was de zaak afgedaan, want voor nadere uitleg interesseerde Jan zich niet meer. Had ik toen kunnen vermoeden, dat deze vraag betrekking had op het ontwerp van een der laatste episodes van “Het leven op aarde”, ik had er stellig op gewezen, dat het alles goed en wel is zo'n toestel te maken, maar dat men ook stroom moet hebben om het te kunnen laten werken, dus grondstoffen nodig heeft om een batterij te kunnen vervaardigen.’ (Albert Helman, ‘Herinneringen aan Slauerhoff’, in: De Boekenkrant 1940/1941, blz. 2; ook verschenen in: Ik had het leven me anders voorgesteld. J. Slauerhoff in vraaggesprekken en herinneringen, blz. 143-144)
Samen reizen ze naar Tanger, waar Helman afscheid neemt. Van maart tot eind oktober 1934 oefent Slauerhoff daar dan praktijk uit. Over deze periode schrijft Terborgh: ‘Bij dit uitzicht [vanuit Slauerhoffs huis in Tanger] werd een goed deel van “Het Leven op Aarde” geschreven.’ (Terborgh, o.c., blz. 20)
Omstreeks 16 juni logeert Slauerhoff bij Terborgh in Algeciras. ‘Hij is voortdurend met “Het Leven op Aarde” bezig. Het zit hem dwars als alle werk van langen adem. (...) Schertsend geeft hij een voorbeeld van de perikelen, die “Het Leven op Aarde” hem bezorgen. Voor de passage van de oliebroncatastrophe had hij uitvoerige aanteekeningen gemaakt aan de hand van technische lectuur. Hij had gehoopt er een hoofdstuk mee te vullen, maar bij de uitwerking schrompelde alles tot enkele pagina's ineen en er moest naar nieuwe stof worden gezocht om het gewenschte volume te bereiken.’ (Terborgh, o.c., blz. 27-28)
Naar aanleiding van een brief van 26 juni 1934, uit Tanger, merkt Terborgh op: ‘Hij kwam niet dadelijk tot schrijven [namelijk van een brief]; “ik was in een periode alleen aan 't Leven op Aarde te werken [sic], dat is nu zoowat af”.’ (Terborgh, o.c., blz. 35)
In Tanger was Slauerhoff niet voortdurend alleen. Constant van Wessem vertelt, dat onder anderen Darja Collin en het echtpaar Du Perron komen logeren. Maar er is nog iemand: ‘Een vriendin uit Zwitserland, de buurvrouw, die hij tijdens zijn kuur in Merano had leeren kennen, zorgt voor zijn huishouden.’ (Constant van Wessem, Slauerhoff. Een levensbeschrijving, blz. 90) Over dat verblijf in Merano - november 1931 tot maart 1932 - heeft Van Wessem bericht: ‘Een vriendin komt onder zijn dictaat bij hem werken, o.a. de vertaling van “Pater Amaro” (voor Querido).’ (o.c., blz. 86) En Kelk: ‘Een doktersvrouw, alweer, wonend in een villa naast Helen [Helen Hille Ris Lambers, bij wie Slauerhoff logeert], werd voor een ogenblik méér zijn vertrouwde dan de beproefde vriendin van een twintigtal jaren [dit is Helen].’ (C.J. Kelk, Leven van Slauerhoff, blz. 184) Deze doktersvrouw en vriendin nu was mevrouw A. Kleissl-Holtus. Zij komt hem dus, na Merano, ook in Tanger terzijde staan, niet alleen in het huishouden, maar ook weer bij zijn werk. Dit laatste blijkt uit document C-VII, dat allerlei verbeteringen en aanvullingen vertoont in haar handschrift, ongetwijfeld weer ‘onder zijn dictaat’. Aan de tweede editeur heeft mevrouw Kleissl hierover bericht: ‘In elk geval heb ik vele foto's van Jan, verschillende nam ik in Tanger, waar ik met mijn zoon Erich 5 weken bij Jan logeerde (...).’ (brief van 5 juli 1937)
| |
| |
De data van deze logeerpartij zijn niet precies bekend, maar het bezoek van mevrouw Kleissl kan wel ongeveer worden bepaald. In document C-VII maakt de episode van Camerons verblijf bij de nazaten van de Griekse generaal Erybates en zijn manschappen, allen soldaten van Alexander de Grote (cf. document B-II, blad [5]), nog deel uit van de ‘Epiloog’. Nog in een brief van 11 juli 1934 (volgens het poststempel), aan Jo Landheer, vraagt Slauerhoff, kennelijk met het oog op deze episode: ‘Kun je mij ook wat Grieksch aandoen? Zooals je in t slot v/h leven op aarde zult zien, verlaat ik China en ga weer naar Hellas. Wat zal Boutens juichen! Of vind[t] hij dit onbelangrijk bij zoo'n barbaar als ik? (...) Ik heb op t oogenblik lieden uit Merano, die vinden t hier prachtig (paying guests de praktijk is nog nietes!)’ (afschrift in het bezit van K. Lekkerkerker).
Deze brief - het antwoord van Jo Landheer is niet bewaard gebleven - maakt duidelijk dat de vijf weken durende logeerpartij van mevrouw Kleissl en haar zoon ongeveer in de maand juli viel en dat toen ook de laatste hand aan document C-VII is gelegd. Slauerhoffs mededeling van 15 juli 1934 aan Terborgh: ‘Literair heb ik niet veel anders gewrocht dan het Leven op Aarde eindelijk afgemaakt. Oef!’ (Terborgh, o.c., blz. 35) moet dan ook in dit licht worden gelezen. Bovendien wilde de directeur van Nijgh & Van Ditmar, D. Zijlstra, blijkens een brief van Slauerhoff aan Zijlstra's secretaresse, die hierna in extenso wordt weergegeven, de complete kopij op 15 juli persklaar in zijn bezit hebben, ongetwijfeld met het oog op omvang- en kostenberekening van de boekuitgave. Half juli was Slauerhoff zeker nog van plan, de ‘Griekse’ episode in de ‘Epiloog’ te handhaven. De beslissing om deze episode te schrappen - en haar waarschijnlijk voor deel III te reserveren - zal pas ongeveer in augustus, of zelfs in september zijn gevallen. Pas toen werd het werk aan de roman definitief afgesloten.
Hiermee is de voltooiing van document C-VII tamelijk nauwkeurig gedateerd: half juli 1934. Wanneer Slauerhoff eraan begonnen is, is ook vrij precies vast te stellen, en wel aan de hand van genoemde brief aan de secretaresse van zijn uitgever. Deze brief dateert van 21 juni 1934 en daarin is sprake van het slotgedeelte van de roman dat Slauerhoff zelf zal overtypen indien de directiesecretaresse daartoe geen tijd mocht hebben; maar hij verwacht eerst nog antwoord, alvorens met het typen te beginnen. Dit antwoord zal Slauerhoff op zijn vroegst op 28 juni in Tanger hebben bereikt, en het zal negatief zijn geweest. Met het oog op de deadline van 15 juli zal hij met het typen van document C-VII dus kort na ontvangst van de brief begonnen zijn.
Voor de datering van de andere documenten moeten we onder meer de voorpublikatie van de overeenkomstige romanpassages in Forum in aanmerking nemen. Document C-I heeft uiteindelijk geleid tot publikatie in het mei- en het juninummer van dat tijdschrift, evenals document C-II. Document C-III kwam - eveneens in gewijzigde vorm - in het julinummer. Gezien de al eerder genoemde gegevens over Slauerhoffs voorbereidende studies, zullen deze documenten dus geschreven zijn tussen januari 1933 en eind april 1934. Gelet ook op de mededeling van Helman, dat Slauerhoff in Malaga aan ‘de middelste hoofdstukken’ van zijn roman bezig was, mogen we document C-II misschien wel op begin 1934 dateren, althans vanaf blad 32, als de naam Tse King is vervangen door Tschong King en ook Sylvain tot de personages is gaan behoren. In 1933 zal Slauerhoff dan voornamelijk aan het begin van Het leven
| |
| |
op aarde hebben gewerkt. Ook C-I, met zijn onzekere naamgevingen en nog zonder Sylvain, zal dus van 1933 zijn.
De tekst van document C-III beslaat alleen de rectozijde van een blad (blad [18] van document B-VII). De versokant is gebruikt voor aantekeningen. Hiervan bestaat de eerste helft uit notities naar Döblins roman Die drei Sprünge des Wang-lun, vervolgens komen enige aantekeningen waarvan de herkomst ons niet bekend is, en onder aan het blad treffen we een schets van de plattegrond van Tcheng-tou aan, overgenomen uit Géographie universelle. Nu is al wel gebleken dat Slauerhoff, terwijl hij aan zijn roman schreef, voortging zich te documenteren, niet alleen voor Het leven op aarde, waaraan hij toen, in 1933, werkte, maar ook met het oog op het derde deel. De streep door de romantekst van C-III wijst erop dat deze tekst het eerst werd geschreven. Toen Slauerhoff de versie waarvan blad [18] recto deel uitmaakte, had verwerkt in een nieuwe versie, had hij die oude niet meer nodig; hij deed die weg. Blad [18] echter gebruikte hij voor nieuwe notities. Na een streep door de tekst te hebben getrokken, werd de versozijde voor deze notities benut. Dit betekent dat het romanfragment op blad [18] recto kort vóór die aantekeningen moet zijn ontstaan, die alle uit 1933 dateren. Ook C-III moet dus in 1933 worden geplaatst, en wel na C-I, maar vóór C-II, gezien de plaatsnaam Tse King. De documenten C-I en C-III zouden dus beide tot dezelfde versie van Het leven op aarde kunnen behoren, C-II tot de daarop-volgende.
De documenten C-IV en C-V zijn voorontwerpen van C-VII. Document C-VI vertegenwoordigt een romangedeelte dat aan C-VII voorafgaat, maar tekstueel staat het even dicht bij de definitieve tekst als document C-VII, althans even dicht als de bladen[1] tot en met [17], [22] tot en met halverwege [30], en [34] onderaan tot en met [35] van dat document. Het is dan ook aannemelijk te veronderstellen dat C-IV en C-V het eerst zijn geschreven, en dat Slauerhoff zich daarna zette aan het schrijven van de (vrijwel) definitieve teksten van C-VI en C-VII, de laatstgenoemde op basis van C-IV en C-V.
Deze veronderstelling wordt bevestigd door de datering van C-VI. Dit document is via Uitgeverij Reflex te Utrecht aangekocht door de Leidse Universiteitsbibliotheek (signatuur: BPL 2898). Tegelijkertijd verwierf die bibliotheek twee aan het document toegevoegde brieven, die dezelfde signatuur hebben gekregen. Beide brieven zijn gericht aan mejuffrouw Titia van Dijk, die in 1934 als directiesecretaresse werkzaam was bij Nijgh & Van Ditmar, de uitgeefster van Forum en van Slauerhoffs romans. De eerste brief is geschreven door Slauerhoff, de tweede door Du Perron. Beide handelen over kopij van Het leven op aarde. De brief van Slauerhoff luidt als volgt:
Briefhoofd: Docteur J. Slauerhoff | Rue Garibaldi, 6 | (Place de Marshan) | Consultations: | de 11 à 12 et de 3 à 5 | Téléphone: |
Datum: Tanger ce - 21 Juni 34
‘Zg Mej v. Dijk
U hebt zich bewonderenswaardig door mijn handschrift heen geworsteld: bijna geen fouten! Alle hulde, het is voor mij buitengewoon veel waard dat u er zoo mee
| |
| |
vertrouwd bent. Ik hoop in de toekomst nog gebruik - geen misbruik - er van te maken. Niet meer voor zoo omvangrijk werk bedoel ik - maar toch soms wel.
Hierbij het vervolg. en het slot hoop ik U over een paar weken te zenden. Misschien tik ik het echter zelf! 〈- Wilt〉 Schrijft u over een dag of tien eens hoever U bent - Mijnheer Zijlstra wil 15 Juli de persklare copy hebben. Of dat gaat wat mij betreft - weet ik nog niet zeker maar ik denk het haast wel. Maar wat U betreft?
Als het U te veel lijkt (er komen nog 30 à 40 pag type bij) schrijft U dan p.o. even. Dan zal ik probeeren de rest zelf te tikken. Ik hoop dat U hier even goed uitkomt als uit het vorige.
Nogmaals dank en waardeering Met vriend groet
Uw dw
JSlauerhoff’
Naar aanleiding van deze brief kan het volgende worden opgemerkt. Mejuffrouw Van Dijk heeft zich belast met het overtikken van kopij van Slauerhoff, die haar in handschrift was toegestuurd. Op 21 juni 1934 zond Slauerhoff haar nieuwe kopij. Dat moet in de eerste plaats document C-VI zijn geweest. Dit document omvat immers exact het romanfragment dat in het augustusnummer van Forum is gepubliceerd (blz. 735-752). Gezien de datum van de brief, zal document C-VI dus tot stand zijn gekomen in de eerste helft van juni 1934, of reeds eerder.
De tweede alinea spreekt van het vervolg van vroegere kopij, dat bij de brief is gevoegd, en van het slot, dat over een paar weken zal volgen; dat slot zou Slauerhoff dan waarschijnlijk zelf tikken. Document C-VII moet dus de doorslag zijn van het inderdaad door Slauerhoff getikte slot. Gezien zijn verzuchting in een brief aan Terborgh, van 15 juli 1934: ‘Literair heb ik niet veel anders gewrocht dan het Leven op Aarde eindelijk afgemaakt. Oef!’, heeft hij dit slot, het typoscript waarvan document C-VII de doorslag is, half juli aan mejuffrouw Van Dijk opgestuurd. Het werd gepubliceerd in het oktobernummer van Forum, blz. 968-1019. Dat de bladen [18] tot en met [21] van dit document nog aanzienlijk afwijken van de corresponderende tekst in Forum en de bladen [30] tot en met [34], de Gandhâra-episode bevattende, in Forum zelfs niet voorkomen, is niet verwonderlijk. Slauerhoff bracht op de drukproef wel vaker ingrijpende veranderingen aan. Ook is de mogelijkheid niet uitgesloten dat hij een gewijzigd gedeelte van de tekst heeft nagezonden; het slot van de roman behoefde immers eerst begin oktober te verschijnen.
Echter, de Forum-publikatie in het oktobernummer is langer, het slotfragment begint daar niet op blz. 968, maar op blz. 959, bij de aanvang van Hoofdstuk IV (in de roman Hoofdstuk XII). Ook in het septembernummer heeft een fragment gestaan, op blz. 822-838, dat nauwkeurig aansluit bij document C-VI. Dit zou kunnen betekenen dat Slauerhoff op 21 juni mejuffrouw Van Dijk méér heeft doen toekomen dan alleen document C-VI. Er zou dan nog minstens een cahier zijn geweest, met de kopij voor het septembernummer en het begin van het slotfragment uit het oktobernummer. Dit cahier is niet overgeleverd. Maar het zou ook kunnen betekenen dat Slauerhoff meer heeft overgetypt dan de tekst van document C-VII. Dit laatste echter moet als uitgesloten worden geacht. Immers de door de editeurs genummerde bladen [28] tot
| |
| |
en met [32] van document C-VII zijn door Slauerhoff met potlood genummerd: 27 tot en met 31. Kennelijk heeft Slauerhoff alleen de oorspronkelijke kopij gepagineerd en waren de genoemde vijf bladen op de verkeerde stapel terechtgekomen. Later zullen ze, vermoedelijk door mevrouw Kleissl, weer bij de originelen op de goede plaats zijn gelegd. Had Slauerhoff dus meer getypt, dan hadden de vijf bladen een veel hoger paginacijfer moeten dragen.
De datering van de bij elkaar behorende documenten C-IV en C-V (voorontwerpen voor C-VII) volgt uit die van document C-VI. Aangezien zij, zoals gezegd, eerder geschreven zullen zijn dan C-VI, zal hun tijd van ontstaan vallen in het begin van Slauerhoffs verblijf in Tanger, dus tussen maart en juni 1934.
Document C-VIII, ten slotte, neemt in de C-groep een aparte plaats in. De tekst wijkt namelijk in hoge mate af van die van de roman, veel meer dan enig ander document uit deze groep. Daardoor wijst C-VIII enigszins vooruit naar de D-groep, de teksten die verband houden met deel III van de trilogie. Toch moet ook dit document een voorontwerp van de uiteindelijke tekst genoemd worden, maar alleen van blz. 211 uit Verzamelde Werken, VI, corresponderend met Forum, III, oktober 1934, blz. 1006, regel 27, tot blz. 1007. In beide gevallen gaat het om het begin van de ‘Epiloog’.
We hebben met reden kunnen veronderstellen dat de eerste zeven documenten zijn ontstaan in de volgorde waarin hun equivalenten in de roman zijn verschenen. Eerst C-I, in 1933. Daarop C-II, een bewerking van C-I; omdat vanaf blad 32 de naam Tse King vervangen is door Tschong King - en ook Sylvain voor het eerst ten tonele verschijnt - hebben we het gesteld op eind 1933 en begin 1934. C-III moet wel uit dezelfde tijd stammen; ook daar luidt de naam van de stad nog Tse King. Te beginnen met C-IV echter wordt uitsluitend de naam Tschong King gebruikt; Slauerhoff bevindt zich dan, sinds maart 1934, in Tanger. Ook in document C-VIII treffen we de naam Tschong King aan. Gezien echter het grote verschil met de uiteindelijke tekst, zal het op ongeveer januari 1934 moeten worden gedateerd.
Het leven op aarde werd in boekvorm gepubliceerd in november 1934. De bovengenoemde brief van E. du Perron aan mejuffrouw Van Dijk (Universiteitsbibliotheek te Leiden; signatuur: BPL 2898), laat op de voorbereidingen hiertoe enig licht vallen.
Blocnote-vel, geen briefhoofd.
Datum: Parijs, 26 Juli.
‘Geachte Juffrouw van Dijk,
Gelijk hiermee zend ik u 2 pakken. Het 1e bevat de proeven van het 1e deel van Slauerhoff's boek. Ik heb niet alles nagezien, omdat ik daarvoor geen tijd heb, maar wel alle correcties van Slauerhoff zelf (van het andere stel copy) erop aangebracht. Verder de hoofdstukken ingedeeld; er zijn er nu 8.
Slauerhoff schreef mij dat deze proeven niet meer naar hem hoeven te gaan. Er is dus één ding te doen: zich precies te houden aan dit stel proeven dat ik u nu zend. Zou u
| |
| |
zelf de laatste correcties dan willen controleeren en misschien ook op eventueele drukfouten letten? Ik vraag u dit omdat ik weet dat het oorspr. ms. geheel door uw handen is gegaan. Het 1e deel is daarmee dan klaar.
Het 2e pak bevat het heele 2e deel: in proeven en in ms. - minus het ontbrekende fragment dat ik tot dusver noch van u noch van Slauerhoff ontving. Met de beste wil kan ik mij op het oogenblik hier niet aan wijden. Het beste is dus dat u deze tekst persklaar maakt, zooals u het de vorige copy deed, en mij en Slauerhoff dan proeven zendt van alles wat tot het 2e deel behoort.
Dit lijkt mij ook de snelste manier. Maar ± 15 Aug. ga ik van Parijs weg. Van ± 25 Aug. tot 10 Sept. ben ik echter in Tanger bij Slauerhoff.
Met vriendelijke groeten hoogachtend,
EduPerron’
Uit deze brief blijkt dat met de boekuitgave al in de tweede helft van juli een begin werd gemaakt, dat wil zeggen toen de publikatie in Forum was gevorderd tot aan het tweede deel van de roman (julinummer, blz. 604). Op 26 juli zendt Du Perron aan mejuffrouw Van Dijk de door hem gedeeltelijk gecorrigeerde drukproeven van het eerste deel. Wat met het andere stel copy wordt bedoeld, waarop Slauerhoff zijn correcties had aangebracht, die dan vervolgens door Du Perron op de drukproef overgebracht zijn, is niet direct duidelijk, zomin als de betekenis van proeven in het begin van de derde alinea van de brief. Deze moeilijkheden worden echter opgelost, als we ervan uitgaan dat de drukproeven voor de Forum-publikatie zijn gebruikt als kopij voor de boekuitgave, zoals dit bij Het verboden rijk het geval is geweest (zie de ‘Verantwoording’ in de elfde druk, 1982, blz. 155). Dan zijn met het andere stel copy de finale drukproeven bedoeld voor de publikatie van het eerste deel van de roman in Forum, of de vellen met de desbetreffende reeds in Forum afgedrukte tekst. Hierop had Slauerhoff zijn nieuwe verbeteringen aangebracht, die dan vervolgens door Du Perron zijn overgebracht in de drukproef voor de boekuitgave. Ook van het tweede deel waren op 26 juli reeds drukproeven voor de tijdschriftpublikatie voorhanden, namelijk van de tekst in het julinummer, blz. 604-617, en van die bestemd voor het augustusnummer, dat op 2 augustus verscheen (Menno ter Braak / E. du Perron, Briefwisseling 1930-1940, deel III, blz. 18). De rest van Het leven op aarde zou pas in het september- en het oktobernummer verschijnen. Hiervan was op ongeveer 15 juli de kopij aanwezig in typoscript.
Op 26 juli was dus de eerste drukproefserie voor het eerste deel van de boekuitgave grotendeels gecorrigeerd. Ook de indeling in hoofdstukken, die in Forum vanaf het aprilnummer achterwege was gebleven, was op de proef aangebracht. De rest werd aan de zorg van mejuffrouw Van Dijk overgelaten.
Hoe het met het tweede deel zou gaan, is ten dele uit de brief af te leiden. Mejuffrouw Van Dijk krijgt de opdracht de drukproef van dit deel te corrigeren en de tekst verder persklaar te maken, omdat Du Perron daar niet de tijd of de lust toe had, en vervolgens een nieuwe proef van de gehele tekst van het tweede deel zowel aan Du Perron als aan Slauerhoff op te zenden. Het u in de voorlaatste alinea van de brief moet men interpreteren als ‘bij u ten kantore’. Het was niet mejuffrouw Van Dijk, maar de
| |
| |
correctrice van Nijgh & Van Ditmar die de proeven las. Het zetsel van Forum werd gebruikt voor de boekuitgave en moest daartoe opnieuw worden opgemaakt omdat de zetspiegel van de boekuitgave minder regels bevatte. Het moet daarom duidelijk zijn, dat de proeven waar Du Perron van rept in het begin van de voorlaatste alinea van zijn brief, bestemd waren voor Forum, althans waar het gold het tekstgedeelte dat nog moest verschijnen in de afleveringen van augustus, september en oktober. Het zetsel kon eerst worden opgemaakt voor de boekuitgave nadat de tekst in Forum was afgedrukt.
In dit verband vraagt een zinsnede in de brief van Du Perron de aandacht: ‘minus het ontbrekende fragment dat ik tot dusver noch van u noch van Slauerhoff ontving.’ Waarschijnlijk moeten we deze zinsnede in verband brengen met wat Terborgh heeft opgemerkt over Slauerhoffs worsteling met zijn romanstof, waarvan hij getuige was toen Slauerhoff in juni 1934 bij hem in Algeciras logeerde: ‘Schertsend geeft hij een voorbeeld van de perikelen, die “Het Leven op Aarde” hem bezorgen. Voor de passage van de oliebroncatastrophe had hij uitvoerige aanteekeningen gemaakt aan de hand van technische lectuur. Hij had gehoopt er een hoofdstuk mee te vullen, maar bij de uitwerking schrompelde alles tot enkele pagina's ineen en er moest naar nieuwe stof worden gezocht om het gewenschte volume te bereiken.’ (F.C. Terborgh, Slauerhoff. Herinneringen en brieven, blz. 28) Welke stof heeft Slauerhoff in die laatste maand nog toegevoegd?
Zoals uit de documenten B-I en B-II al gebleken is, heeft Slauerhoff een trilogie willen schrijven. Al werkende aan zijn romans moet hij tot het besluit zijn gekomen de ‘tocht naar het binnenland materieel’ in deel II te behandelen en de ‘ideële tocht naar het binnenland’ in deel III. Het is niet onwaarschijnlijk dat nog in het begin van Slauerhoffs verblijf in Tanger de ‘oliebroncatastrophe’ het slot van deel II had moeten uitmaken; het zou een waardig slot zijn geweest. Document C-VIII, dat in het begin van 1934 moet zijn geschreven, ondersteunt deze veronderstelling. Hier lijkt in brede lijnen een aanvang te worden gemaakt met een nieuw deel, de ‘ideële tocht naar het binnenland’, als vervolg op de geschiedenis in Tsjong King. Zoals Het leven op aarde nu voor ons ligt, volgt op de oliebroncatastrofe alleen een ‘Epiloog’, die over het begin van die ideële tocht in sterk gecondenseerde vorm vertelt. De stof heeft er een ander karakter dan in de rest van de roman. Tegenover de ‘concrete’ handelingen van de eerste zestien hoofdstukken staan de droomachtige, meer ‘abstracte’ handelingen van dit afsluitend hoofdstuk. Ongetwijfeld bevat deze ‘Epiloog’ de pas in juni en juli aan deel II toegevoegde stof, waarmee als het ware vooruit werd gegrepen op deel III. Zoals gezegd, voelde Slauerhoff zich in 1934 ‘nog niet rijp’ voor dat deel (Terborgh, o.c., blz. 41; zie ook de Inleiding op onze uitgave). Maar de plannen lagen gereed. In eerste instantie heeft Slauerhoff in deze ‘Epiloog’ ook de reeds lang voorgenomen Gandhâra-episode opgenomen, wel een aanwijzing hoe na deze episode hem aan het hart lag. Zelfs stuurde hij deze toegevoegde stof nog mèt het Gandhâra-verhaal naar mejuffrouw Van Dijk (document C-VII), kort vóór 15 juli. Op 26 juli had Du Perron de ‘Epiloog’ echter nog niet ontvangen, noch van Slauerhoff, noch van mejuffrouw Van Dijk. De reden moet onder meer zijn geweest, dat Slauerhoff de Gandhâra-episode alsnog wilde schrappen, om haar voor deel III te bewaren.
| |
| |
Samenvattend krijgen we het volgende overzicht:
Document C-I is geschreven in 1933; het is een voorontwerp van:
Document C-II, geschreven eind 1933 tot januari 1934, een voorontwerp dat uiteindelijk heeft geleid tot publikatie in Forum, mei en juni 1934;
Document C-III, geschreven eind 1933; het is een voorontwerp dat uiteindelijk heeft geleid tot publikatie in Forum, juli 1934, blz. 605-607 boven;
Document C-IV en Document C-V, geschreven tussen maart en juni 1934; zij zijn een voorontwerp van document C-VII;
Document C-VI, geschreven juni 1934, kopij voor de uitgever die ten behoeve van Forum, augustus 1934, door mejuffrouw Van Dijk werd uitgetypt;
Document C-VII, geschreven juni tot 15 juli 1934, (doorslag, deels handschrift, van) kopij voor de uitgever ten behoeve van Forum, oktober 1934;
Document C-VIII, geschreven eind 1933 of begin 1934; het is een voorontwerp van document C-VII en wijst vooruit naar de D-groep.
26 juli 1934: de eerste drukproefserie voor het eerste deel van Het leven op aarde is grotendeels gecorrigeerd; de drukproeven van de publikatie in Forum of de in Forum afgedrukte tekst dienen als drukkerskopij;
Juli/augustus/september 1934: ingrijpende verandering door Slauerhoff in de kopij voor het oktobernummer van Forum, met name schrapping van de Gandhâra-episode uit document C-VII;
Oktober 1934: de laatste Forum-publikatie verschijnt;
November 1934: verschijning van Het leven op aarde in boekvorm.
|
|