Verzamelde gedichten. Deel 1(1947)–J. Slauerhoff– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 357] [p. 357] Brief in een Flesch gevonden Hij stiet op 't rif met volle zeilen En is met vloed weer vlot geraakt, Maar zakte diep, er stond bij 't peilen Drie vaam in 't ruim, hij was gekraakt. Toen alle deckhands aan de pompen; De schipper, daar het water steeg, Trachtte ons ijver in te stompen. Wij plunderden de drankkast leeg. Hij liep op en neer over 't reddeloos wrak Als een rat in de val: ‘Wij zinken!’ Ik lag al te kooi met een flesch cognac Mij een laatsten roes te drinken. Ik keek door de poort: een boot stiet af En trachtte een prauw te paaien. Ik ging naar een eerlijk zeemansgraf, Zij stierven aan de assegaaien. (Gedeelte onleesbaar) [pagina 358] [p. 358] Wij zijn uit een langen roes ontwaakt. De storm was geluwd, dagen later. We zijn op een vlot aan wal geraakt En vonden vruchten, zoet water; En, in een diepe koele grot, Een aangename woning. Wij zijn tevreden met ons lot, Gelukkiger dan een koning; En lijden maar aan twee dingen gebrek Waarvoor wij een pink wilden geven: Wij hebben hier geen draadje shag En nog veel minder jenever. Gij die deez' flesch op 't strand mocht vinden, Doe in een kist wat drank en tabak En stuur het met zeestroom en winden Naar de overlevenden van 't wrak Der Insulinde. Vorige Volgende