Verzamelde gedichten. Deel 1(1947)–J. Slauerhoff– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 321] [p. 321] Kraka Bruine zee van traaggolvend kroos. Onder wierspiegel rijzen en zakken Platte slijmkelken en fijnvertakte Zuignappen, bijna bewegingloos, Bij zeeleegte en windstilte levenloos. Afgedreven gehavende schepen Raken diep in de wiermoerassen, Martlen zich af nog om te brassen, - Geen anker houdt grond, trekt hen rond - Varen vast in verraderlijk gras, Worden gegrepen. Walgingwekkende monden betasten Verschansing en masten, zuigen zich vast en De dekken worden opengescheurd, De spanten kraken. Het schip komt in zeestraatwijde kaken, Met slierten vergiftig slijm besmeurd. Vangarmen omkronklen stag en romp; Dan wordt het schip, een weerlooze klomp, In kolkende diepten tenondergesleurd. Vorige Volgende