Verzamelde gedichten. Deel 1(1947)–J. Slauerhoff– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 213] [p. 213] Serenade I [pagina 214] [p. 214] Tot mijn Erfgenaam Volg niet den leergang van de philosofen, Dit leidt tot ledigheid. En godsdienststichters Zijn loochenaars. Geniet van schoone strophen, Maar schuw het leeg gezelschap van hun dichters. Waarlijk, al deze lieden zijn gelijk: Zij kunnen over werelden bevelen, Bezitten paradijzen en kasteelen, Maar niet op aarde. Stierf één hunner rijk? Niet dat 'k hun invloed vrees: gij zijt mijn zoon. Toch konden ze u begoochelen; zij schermen Met woorden, zij bewijzen: vogelzwermen Zijn schooner dan een landgoed of een kroon. Denk niet Gods liefste engel is een vrouw: Was zij Zijn liefste, Hij zou haar niet zenden. Zweer haar in dronken nacht geen eeuwge trouw, Gij zoudt uw eed den andren morgen schenden. Houd haar niet langer dan zij u behaagt; Dus tot geen bond geboeid, geen sleur besloten. Grijp het geluk, en wordt gij weggevaagd, Dan zij uw laatste zucht: ‘Genoeg genoten.’ Vorige Volgende