Verzamelde gedichten. Deel 1(1947)–J. Slauerhoff– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 181] [p. 181] Aan de Fontein Zij spant haar boezem, achteroverhellend. Een dubble straal ontspringt den borstkoralen En valt, uiteengespreide bogen welvend, Doeltreffend in de ontvangende bokalen, Over wier randen witte kransen wellen. Er onder zit een nimf bij het ovale Bassin de droppen - één moment opalen! - Aandachtig door haar holle hand te tellen. Over haar beeld, in donker water deinend, Tintlen goudvisschen, rooden gloed rondschijnend, Als diepgezonken vonken van de zon. Stil onder 't looverruischen, droppelklaatren, 't Hoofd hoog als overzag ze verre waatren, Zit de godin bij haar beperkte bron. Vorige Volgende